Wilgenroosjes-associatie - Senecioni sylvatici-Epilobietum angustifolii

De associatie is bovenal gekenmerkt door de naamgever Wilgenroosje, dat één tot anderhalve meter hoge groepen vormt, maar ook komen vormen van de gemeenschap voor waarin deze soort ontbreekt. In de zomer en nazomer valt de dominante kensoort op door haar roze, rijkelijk bloeiende bloemtoortsen, daarna door de uitbundige zaadpluizen.  In de 3e druk van de Veldgids Plantengemeenschappen luidt het indelingsnummer nu r35Aa1.
Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

De gemeenschap komt voor op zure, zandige bodems, al dan niet met bijmenging van wat leem. Enerzijds groeit zij het best op minerale grond, maar anderzijds moet deze voldoende voedingsstoffen bevatten. Dit verklaart haar voorkeur voor brandplekken en andere plaatsen waar schoksgewijs voedingsstoffen vrijkomen, zoals kapvlakten en stormgaten. Ook komt de gemeenschap veel voor aan randen van akkers, langs paden en wegen in bosgebieden en in verruigde spoorbermen en kanaaltaluds. Op kapvlakten kan de gemeenschap zeer grote oppervlakten in beslag nemen, al is dat beeld tegenwoordig nog maar weinig te zien. Al met al is de associatie onder te verdelen in drie subassociaties.

De Wilgenroosjes-associatie ontwikkelt zich na het kappen van bossen van de Klasse van de naaldbossen of van de Klasse van eiken- en beukenbossen op voedselarme grond. Ook kan de gemeenschap zich ontwikkelen uit droge heiden na brand of na het inwaaien van meststoffen uit nabijgelegen akkerland. In de duinen groeit de gemeenschap plaatselijk aan valleiranden waar struweel afsterft en de strooisellaag (met resten van hout) door ingestoven duinzand versneld wordt afgebroken. Op kapvlakten gaan de begroeiingen na enige jaren weer over in struweel en uiteindelijk bos.

Het areaal van de associatie omvat Midden- en West-Europa, van het laagland tot in de submontane zone. In Nederland heeft de associatie een grote verspreiding, met een duidelijk zwaartepunt in de zandgebieden en in de duinen. Tot ongeveer een halve eeuw geleden kwam de Wilgenroosjes-associatie massaal voor op kapvlakten, vooral in naaldhoutaanplantingen, maar door een gewijzigd bosbeheer is ze hier nu veel minder algemeen. Het kappen van het bos gebeurt tegenwoordig op minder grote schaal, terwijl veel eerder dan vroeger tot herplant wordt overgegaan. Ook de verruiging van de ondergroei van veel bossen, onder meer als gevolg van de verhoogde stikstofdepositie, heeft de Wilgenroosjes-associatie geen goed gedaan.

Wilgenroosje, Boskruiskruid en Gewoon vingerhoedskruid zijn kensoorten van de associatie, waarin verder vooral grassen en schijngrassen een hoog aandeel hebben. Zo zijn Gewoon struisgras, Bochtige smele, Gestreepte witbol en Pilzegge met vrij hoge presentie aanwezig. Onder de kruiden zijn Schapenzuring en Rankende helmbloem de belangrijkste begeleiders. Ten slotte zijn altijd wel wat bramen en opslag van struiken aanwezig.

In de plantenassociatie 'Wilgenroosjes-associatie' komen de volgende plantensoorten voor:

Schaminée, J., Sykora, K., Smits, N. en Horsthuis, M. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland. KNNV Uitgeverij, Veldgids 25, 1e druk, pp. 344-345.

Schaminée, J., Haveman, R., Hennekens, S., Horsthuis, M., Janssen, J., Ronde, I. de, Smits, N. en Sýkora, K. (2022) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij Veldgids, 3e druk, pp. 356-357.