Video Determinatie

Madeliefje - Bellis perennis

Bijna het hele jaar door zijn de bloeiwijzen van het Madeliefje, Bellis perennis, te zien op zonnige plekken in gazons, gemaaide graslanden en weiden. Vanwege zijn overvloedige bloei in de maand Mei wordt het plantje ook wel Meizoentje genoemd. De witte lintbloemen kunnen aan de rand en de onderkant vaak wat rood aankleuren.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Binnen de familie van de Composieten is het Madeliefje (ook wel Meizoentje genaamd), Bellis perennis L., een van de meest bekende bloeiende planten in onze gemaaide graslanden, weiden en plantsoenen. Vroeg in het voorjaar soms op warme plekken al in februari en het hele jaar door tot laat in oktober bij warm najaarsweer siert het sierlijke plantje onze omgeving. Voor kinderen is het vaak de eerste kennismaking met 'bloemen' hoewel de hoofdjes met tientallen lint- en buisbloemen, goed beschouwd, bloeiwijzen zijn. Alleen in heel warme en droge zomers mis je de bloeiwijzen van deze soort. Maar soms kun je ze zelfs in de winter onder de sneeuw al bloeiend vinden.

De planten vormen rozetten met spatelvormige behaarde bladeren die zo'n vijf cm groot worden. De meestal bladloze stengels dragen één hoofdje. De lintbloemen zijn wit maar soms kleuren de randen rood tot paars. De vele buisbloemen zijn geel. Harig pappus ontbreekt. De bloembodem van het hoofdje kan een beetje kegelvormig zijn en is hol. De bovenkant is glad. Als de onderstandige vruchtbeginsels uitgroeien vormen ze 1,5 tot 2 mm lange nootjes met rechtopstaande haren.

Je vindt het Madeliefje ook in bermen of op regelmatig betreden paden. Het is een zeer algemene soort.

MM_120924

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Bellis - Bellis
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.15 meter
Bloeiperiodes:
Bloemkleuren:
wit, rood, geel
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvorm:
composietenbloem
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 meeldraden
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstand:
rozet
Bladvorm:
spatelvormig
Bladrand:
gekarteld
Ondergronds deel:
wortelstok
Plantengemeenschappen:

Madeliefje vind je in heel Europa uitgezonderd in het noordoosten van dit werelddeel. Ook Zuidwest Azië hoort tot het oorspronkelijke areaal van de soort. inmiddels is het ook door menselijke activiteit op andere plaatsen op onze aarde te vinden tot in Nieuw Zeeland toe. In onze contreien is het zeer algemeen behalve in zeer voedselarme zandgebieden en hoogvenen. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland rekenen Madeliefje tot het

16Bc Kamgras-verbond

De plantensoort 'Madeliefje' komt voor in de volgende plantenassociaties:

In de oksels van de rozetbladeren van het overjarige Madeliefje kunnen zich nieuwe knoppen ontwikkelen die als scheuten uitgroeien en nieuwe rozetten kunnen vormen met bloeistengels. Op deze manier kan de soort zich in de vorm van een mat uitbreiden.

Meer informatie over de ecologie van het Madeliefje en over de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 37.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 592. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 709.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1049.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Béllis perénnis.

In het Duitse taalgebied: Gänseblümchen, Korbblütengewächse; Kosmos Naturführer (2017). In Rothmaler, W. (1981) worden ook de namen Ausdauerndes Gänseblümchen en Massliebchen vermeld.