Muursla - Mycelis muralis

Muursla, Mycelis muralis, herken je het beste aan de kleine smalle hoofdjes met daarin maar vijf lichtgele lintbloemen. Opvallend zijn verder de verspreid zittende bladeren die diep zijn ingesneden en een grote getande vijf- of drielobbige eindslip hebben. Het blad is een schoolvoorbeeld van wat we omschrijven als een liervormig blad.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

De meerjarige Muursla, Mycelis muralis (L.) Dumort., uit de Composietenfamilie of Asteraceae, lijkt erg veel op de Akkerkool. Maar in deze beschrijving zullen we de verschillen tussen beide plantensoorten aangeven.
Op de penwortel, die kan overwinteren samen met een rozet van groen blijvende bladeren, ontwikkelt zich een rechtopstaande stengel die boven in vertakt. Aan het eind van de vertakkingen ontstaan de hoofdjes, waardoor de gehele bloeiwijze op een pluim van hoofdjes lijkt.
Aan de stengel zitten de grote ingesneden bladeren verspreid. Ze zijn liervormig en omvatten de stengel met twee pijlvormige oortjes. De bladeren zijn diep ingesneden, zodat je kunt spreken van een veerspletig blad. De eindlob van het blad is erg groot en grofweg drie tot vijflobbig. De rand van deze grote eindlob is grof bochtig getand. Naar de voet toe is er een even aantal zijlobben die naar de voet van het blad wijzen. Deze bladvorm wijkt duidelijk af van die van de Akkerkool, wiens eindlob relatief heel groot is en meer eirond en niet drie- of vijfhoekig. De bovenkant van de bladeren is kaal, wat ook afwijkt van de bladeren van Akkerkool die van boven behaard zijn. De kleur van de bladeren is van boven dofgroen en van onderen nogal vaak roodachtig.
In de hoofdjes vind je vijf lintbloemen; en ook dat wijkt sterk af van de Akkerkool, die 12 tot 15 lintbloemen telt per hoofdje. De bloemhoofdjesbodem is vlak en er zijn geen geen stroschubben.Wel is de lichtgele kleur overeenkomend met de lichtgele bloemkleur bij Akkerkool. Het pappus bestaat uit haren, en dit spreidt zich uit in de rondte en staat met een kort steeltje, de snavel, op het zwartbruine nootje. Vaak vormt zich na de bloei een mooie stervormige structuur uit de vijf nootjes met hun pappus.
Muursla kun je inderdaad vinden aan of op muren, maar ook in de rand van bospaden en bossen, en in humusrijke bossen.
MM_210313

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Mycelis - Mycelis
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.50 - 1.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijzen:
hoofdje, pluim
Bloemvormen:
composietenbloem, lintvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
ingesneden, liervormig, veerspletig
Bladrand:
getand
Ondergronds deel:
wortelstok
Plantengemeenschappen:

Het areaal of verspreidingsgebied van Muursla omvat Europa met uitzondering van Portugal en het noordoosten van dat werelddeel. Ook horen het gebied van het Atlasgebergte in  Noord-Afrika en het zuidwesten van Azië tot het areaal. op de Waddeneilanden en in Zeeland ontbreekt de Muursla. Interessant is dat de plant erg vochtige bodem niet verdraagt en anderzijds snel uitdroogt. Hij staat dan ook meestal op beschaduwde standplaatsen, zoals in lichte bossen, langs bospaden, in lanen, op de hoge oever van beken, op losse grond, die relatief humusrijk is. Tussen plaveisel en tegen of op muren kun je haar ook aantreffen, maar de naam doet meer vermoeden dan dat de plant waarmaakt.

De plantensoort 'Muursla' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Een bijzonderheid is toch wel het erg kleine aantal van vijf lintbloemen in het slanke, sigaarvormige hoofdje. Soms denk je bij zulke fijne hoofdjes niet direct aan een soort uit de Composietenfamilie.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Muursla, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 179-180.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 629. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 689.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1108.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Mycélis murális.