Video Determinatie

Smalle weegbree - Plantago lanceolata

Onder de Weegbreesoorten is er ook een die tamelijk smalle tot lancetvormige bladeren heeft. Deze bladeren lijken daardoor nog meer op de parallelnervige bladeren van de lelie-achtigen dan de bladeren van Grote en Ruige weegbree. Ze bloeien met aren waaruit vooral de naar buiten stekende witte helmknoppen opvallen. De bloei begint in de lente en loopt door tot in de herfst. Het is een heel algemene soort in onze vegetaties, vooral in graslanden en op meer ruderale plekken.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Smalle weegbree, Plantago lanceolata L., hoort tot de Weegbreefamilie. Het is een overblijvende plantensoort. De grootte van de plant kan sterk verschillen, maar ze kan tot maximaal 50 cm hoog worden.

De bladeren staan allemaal in een bladrozet. Ze zijn lancetvormig en in voedselrijke omstandigheden staan ze opgericht. Onder schrale omstandigheden zijn ze kleiner, iets ronder van vorm en liggen ze plat tegen de grond. De min of meer parallel lopende vaatbundels vallen sterk op en je ziet ze doorlopen in de versmalde steel. De aar staat op een gegroefde steel en is wat groen-bruinig van kleur. De aar kan tot 4 à 5 cm lang worden, maar is bij planten in voedselarme omstandigheden korter en boller van vorm.

De soort begint in West-Europa in de voorzomer te bloeien en er zijn tot in de herfst bloeiende exemplaren te vinden. De kleine bloemetjes hebben een witte tot doorzichtig bloemkroon met bruine strepen. Deze vergroeide bloemkroon valt nauwelijks op. De schutbladen van de bloemetjes zijn droogvliezig en toegespitst. Beter en meer vallen de witte helmknoppen op, die op de helmdraden relatief ver buiten de aar staan. Ze steken duidelijk af tegen de donkere aar. De bloempjes hebben doorschijnende kroonslipjes met een bruine streep. Uit het bovenstandig vruchtbeginsel ontstaat een doosvrucht met daarin twee of drie nootjes.

Smalle weegbree kan redelijk goed tegen betreden en je vindt haar dan ook op paden en in bermen van wegen; dat komt doordat het groeipunt dicht tegen het bodemoppervlak ligt; ook zijn de bladeren erg taai door de stevige vaatbundels. Ze is verder aan te treffen op open grazige, vochtige en zeer voedselrijke bodems.

Blad van de Smalle weegbree wordt gebruikt tegen huidaandoeningen en bij voorbeeld jeuk die door het aanraken met Grote brandnetels ontstaat.

MM_120120

Laatste wijziging 130730

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Weegbree - Plantago
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.45 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, wit
Bloeiwijze:
aar
Bloemvorm:
buisvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
3 kelktanden, 4 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
4 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
geribd of geribbeld, rechtopstaand, gegroefd
Schors:
-
Bladstand:
rozet
Bladvorm:
lancetvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

Net als de verspreiding van Grote weegbree is Smalle weegbree eveneens een kosmopolitische soort. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland worden de vegetaties beschreven waar Smalle weegbree een onmiskenbaar onderdeel van uitmaakt

14Bb Verbond van Gewoon struisgras

15Aa1 Kalkgrasland

16 Klasse der matig voedselrijke graslanden

De plantensoort 'Smalle weegbree' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Smalle weegbree heeft eigenlijk viertallige bloemen, maar doordat twee kelkbladen erg sterk met elkaar vergroeid zijn, lijken de bloemen slechts 3 kelkbladen te hebben. De tweeslachtige bloemen zijn tijdens de bloei eerst in het vrouwelijke stadium. Dan zie je de grijzig gekleurde stijlen uit de bloemen steken; naderhand komen de bloemen in het mannelijk stadium en dan zie je de witte meeldraden. Met een wetenschappelijke term noemen we dit protogyne (protos (grieks) = eerst, gyne (grieks) = vrouw) bloemen.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Smalle weegbree verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 255.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 541-542. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 660.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 939.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Plantágo lanceoláta