Fijnspar - Picea abies

Deze naaldboom, Fijnspar, met de wetenschappelijke naam Picea abies is een goede bekende. Net als andere, in de winter groen blijvende soorten van Noord-West Europa symboliseert deze met Kerstmis of zo je wilt met Zonnewende, de overwinning van het voorjaar op de winter. Het is, van oudsher gezien, de klassieke kerstboom. Fijnspar is te herkennen aan de alleenstaande blaadjes of naalden (een kenmerk van alle sparren en zilversparren) aan de verhevenheden op de takken (met het aftrekken van een naald gaat een stukje schors mee, niet bij zilversparren) en specifiek dat een naald op dwarsdoorsnede zwak vierhoekig is. Aan iedere zijde is een grijs lijnvormig spoor te ontdekken (loep); dat zijn de huidmondjes van het blad.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Fijnspar of Picea abies (L.) H.Karst. uit de Dennenfamilie of Pinaceae is een, in Nederland niet van nature voorkomende, hoge naaldboom. Bij volwassenheid kan deze tot wel 45 m hoog worden. De vorm is, bij voldoende ruimte, breed piramidaal. Door zijn symmetrisch en groenblijvend uiterlijk is de boom bij uitstek geschikt voor een feestelijke versiering. Het is dan ook dé klassieke kerstboom, ten onrechte ook wel kerstden genoemd.

De schors is rood-bruin, later grijs-bruin, de schilfers zijn in omtrek enigszins rond. De boom produceert nogal veel hars, waarmee verwondingen rijkelijk worden afgedicht.. Fijnspar ontwikkeld zich door ieder jaar een, vrijwel horizontaal afstaande takkenkrans aan te leggen, daartussen worden steeds kleinere zijtakken gevormd. De takken hebben in hun jeugd een bruine (rood-bruine) kleur, karakteristiek zijn de 'verhevenheden' of bladkussens, als aanloop naar de naalden. Wanneer deze zijn afgevallen blijven takken over die ruw, als een vijl, aanvoelen.

De bladstand is afwisselend, de naalden staan in meerdere rijen, vooral zijwaarts en iets opstaand gericht. De bladeren of beter, de naalden staan allen vrij van elkaar, en zijn op doorsnede zwak vierkantig. Langs iedere zijde is een lichte streep te herkennen die zich met een loep bekeken, laat zien als puntjes: de huidmondjes van het blad. De naalden zijn 1 tot 2,5 cm lang, glanzend groen, nogal stijf en meestal iets omhoog gekromd, met een scherpe topspits. Wanneer een naald voorzichtig van de tak wordt afgetrokken gaat een deel van het bladkussen mee. De naald heeft dan als het ware een vlaggetje.  

De bloeitijd  is van april tot mei. De vrouwelijke bloeiwijzen of jonge kegels zijn fraai rood van kleur. Deze zijn meer in het bovenste deel van de boom te vinden. Terwijl de mannelijke bloemen, ook rossig gekleurde kegels (kegeltjes), zich meer in de midden en onderste deel van de boom bevinden. De bloemen, in dit geval de kegels, zijn éénslachtig, maar omdat zich zowel vrouwelijke als mannelijke op dezelfde boom bevinden is deze daarmee éénhuizig.

De vrouwelijke bloeiwijzen staan voor de bestuiving  rechtop (windbestuiving! zie ook onder bijzonderheden). Daarna gaan ze scheef staan, tenslotte hangen de kegels van de takken omlaag. De kegels zijn groot maar er is een flink verschil in lengte van de kegels, van 10 tot wel 18 cm lang en ongeveer 4 tot 5 cm breed. De zaadschubben hebben een enigszins gegolfde rand. Onder iedere zaad- of kegelschub ontwikkelen zich twee zaden.

De zaden rijpen tot oktober, ze zijn dan voorzien van een papierdunne vleugel. Bij droog weer verlaten de zaden de kegels, verder tot in het volgend voorjaar, en kunnen ver van de ouder verwijderd worden. Later vallen de kegels in zijn geheel van de boom af.

In oerbossen kan Fijnspar meer dan 500 jaar oud worden. Het hout kent veel toepassingen en staat bekend als Vurenhout. Het wordt gebruikt voor de papierproductie, en is daarnaast een zeer geschikt timmerhout.

GB_040321

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Spar - Picea
Plantvorm:
boom
Plantgrootte:
1.00 - 45.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
-
Bloeiwijze:
-
Bloemvorm:
nvt
Bloemtype:
eenslachtig
Bloembladen:
-
Meeldraden:
-
Vruchtbeginsel:
-
Stijlen:
-
Stempels:
-
Vrucht:
kegel
Zaden:
-
Stengel:
-
Schors:
afschilferend, roodbruin
Bladstanden:
verspreid, in rijen
Bladvorm:
naaldvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
-
Plantengemeenschappen:

Fijnspar komt voor in Noord-Europa, Siberie, in de Scandinavie, het middelgebergte van Noord-West Europa en in de bergen (het hooggebergte) van Midden- en Zuid-Europa. Verder veel aangeplant in de laagvlakten van Midden en Noord-West Europa.

Fijnspar vinden we vaak aangeplant samen met Grove den, Douglasspar, Corsicaanse den en Hemlockspar. De zo ontstane bossen rekenen we wel tot de Klasse der Boreaal-Montane Naaldbossen (Vaccinio-Piceetea). Meestal zullen in onze streken, en bij afwezigheid van beheer, de naaldbomen opgevolgd worden door loofbomen, en zullen de gemeenschappen overgaan naar de Klasse der Eiken-Beukenbossen op voedselarme grond.

De plantensoort 'Fijnspar' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De eerste kauwgum is in 1848 gefabriceerd uit de gom van de Spar. Deze methode om kauwgum te maken is uitgevonden door John B. Curtis (Gerarduskalender, 2017).

Van de hars kan door destillatie, terpentijn worden verkregen, niet te verwarren met terpentine, dat een aardolieproduct is. Terpentijn, of terpentijnolie, is of werd gebruikt bij het schilderen met olieverf, en voor het vernissen van olieverf schilderijen.

In de subalpiene zones van de Alpen komen sparren voor die, in plaats van een brede kroon, een smalle kroon dragen. Daarbij doen ze enigszins denken aan de zuilvormige Cipressen uit het Middellandse-Zee gebied. De korte zijtakken staan niet haaks maar enigszins omlaag gericht aan de stam (afhangend). Hier is kennelijk sprake van een aanpassing aan de grote winterse sneeuwlast. 

Zelfbestuiving bij Fijnspar wordt afgeremd doordat, binnen één boom, de vrouwelijke bloemen (in kegels) eerst bloeien. Pas wanneer de bestuiving door andere bomen heeft plaatsgevonden openen de mannelijke bloemen zich (ook hier is de bloeiwijze een kegel). 

De kegels met mannelijke bloemen produceren zoveel stuifmeel dat de bodem in een sparrenbos er helemaal geel gekleurd uit kan zien. De schrijver van dit verhaal heeft in Oostenrijk, bij een berghut boven de boomgrens, meegemaakt dat eind juni zowel terras stoelen tafels, alles, onder een flinke laag stuifmeel lag. 

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 74. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland: 86-87.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 113.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Picéa ábies