De Associatie van Moerasspirea en Valeriaan omvat gelaagde, 1-2 m hoge, natte strooiselruigten. De grootste biomassa bevindt zich gewoonlijk in de hoge en middelhoge kruidlaag; de lage kruidlaag en moslaag zijn meestal zwak ontwikkeld, behalve op plaatsen waar de gemeenschappen nu en dan worden gemaaid.