Video Determinatie

Kompassla - Lactuca serriola

Aan de rij flinke stekels onder de middennerf van de bladeren is de Kompassla, Lactuca serriola, al heel goed te herkennen. Ook de blauwige kleur van de bladeren en het leerachtig, vlezig uiterlijk is onmiskenbaar. De ruigteplant heeft stengels die ook gestekeld zijn en deze stekels lijken vaak een voortzetting van de stekels van onder de middennerven der bladeren. De rand van de bladeren is getand en die tanden zijn ook stekeltjes. Zeker als de bladeren ook nog veerdelig zijn ingesneden zien ze er uit als een wapen. De naam dankt de plant aan de stand van de bladeren die op een onbeschaduwde plaats zodanig is dat de vlakken van de bladeren naar het westen en oosten staan gericht.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

De stand van de bladeren verraadt de Kompassla, Lactuca serriola L., uit de Composietenfamilie. Het is een één- of tweejarige plantensoort.

De planten hebben een grote penwortel, die soms tot wel een meter lang de grond in gaat. Een wortelstok ontbreekt. Op de penwortel ontwikkelt zich een rechtopstaande, onbehaarde stengel, die alleen boven in de bloeiwijze vertakt. De kleur van de stengel kan naar wit kleuren en is gestekeld. De stekels zitten in het verlengde van de stekels die onder de middennerf zitten van de bladeren. Deze stekels zijn zo'n 2 mm lang en erg stevig. Dat is ook een heel opvallend kenmerk van deze plantensoort. De bladeren in het bovenste deel van de plant zijn langwerpig, soms ietwat eirond van vorm. Om de stengel staat een naar achteren gericht deel, maar vaak niet als twee smal uitlopende oren of spitsen, maar geregeld met een vlakke onderrand. Beide oren hebben dan wel iets van het vlak van een bijl. De rand van de bladeren is getand met korte stekeltjes en als geheel zien de bladeren er vervaarlijk uit. Onderaan de stengel zijn de bladeren ofwel tamelijk gelijkend op de bovenste bladeren, alleen wat groter en forser, of ze zijn veerdelig ingesneden, waardoor ze er nog meer uitzien als een wapen. De bovenste lob heeft daarbij vaak de vorm van een pijl en de voet is dan met twee spits uitlopende stengelomvattende oren. De kleur van de bladeren is blauwachtig en ze hebben daarbij een leerachtig en vlezig uiterlijk.

Opmerkelijk is de stand van de verspreidstaande bladeren van deze plant. Vooral als de plant in een onbeschaduwde omgeving staat is dat goed waar te nemen. De bladeren die aan de oostkant of westkant van de stengel staan staan rechtop vrijwel tegen de stengel omhoog. De bladeren die aan de noordkant of de zuidkant van de stengel staan, staan direct een kwartslag gedraaid. Daardoor staan van alle bladeren de twee vlakken min of meer naar de westzijde of oostzijde gericht. Het voordeel voor de plant is dat de volle middagzon op de zijkant van de bladeren schijnt, waardoor de bladeren veel minder door verhitting uitdrogen. Maar voor ons vormen de bladeren een soort kompas; je kunt immers de vier windrichtingen enigszins herkennen. Vandaar ook de Nederlandse naam.

De hoofdjes met alleen gele lintbloemen hebben meestal niet meer dan twintig bloemen. Er treedt vaak zelfbestuiving op die toch leidt tot vruchtvorming. De nootjes zijn ongeveer 3 mm lang en 1 mm breed. De snavel op de nootjes is eveneens zo'n 3 mm lang met daarboven op een gestekeld pappus. De nootjes hebben een aantal stekelhaartjes aan de top, maar om dat te kunnen zien moet je een loep gebruiken. Tijdens het rijpen verkleuren de nootjes van wit-creme naar bruin.

Het zijn planten met een wit melksap, dat na een half uurtje verkleurt naar lichtgeel.

Het zijn echte ruderale planten, dus planten die op plekken staan waar het stenig is en veel gerommeld is door menselijk handelen.

MM_140519

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Sla - Lactuca
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.50 - 1.25 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
composietenbloem, lintvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, gestekeld
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
pijlvormig, ingesneden, langwerpig
Bladrand:
getand
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschappen:

Kompassla is een soort die van oorsprong in de steppen voorkwam van zuidoost Europa en zuidwest Azië. Het is een echte cultuurvolger gebleken die zich met de mens over de hele aarde verspreid heeft. De mens creëert nu eenmaal door zijn activiteiten milieus die veel weg hebben van steppenmilieus. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt dit ruigtemilieu omschreven als terreinen rondom steenfabrieken, afgravingen, bouwplaatsen industrieterreinen, spoor- en wegbermen en de vegetatie die je daar dan vindt wordt omschreven als de

31Aa2 Associatie van Raketten en Kompassla

De plantensoort 'Kompassla' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Op grond van de bladvorm worden binnen de soort twee vormtypen (wetenschappelijke term: forma, afgekort f.) onderscheiden. Het onderscheid wordt gemaakt op grond van de bladeren onderaan de stengel. Bij het eerste vormtype zijn alle bladeren over de hele lengte van de stengel min of meer langwerpig tot eirond. Bij het andere type zijn de bladeren bovenaan de stengel langwerpig-eirond, maar onderaan de stengel veerdelig ingesneden. De eerste is Lactuca serriola f. integrifolia en de tweede is Lactuca serriola f. serriola. De eerste vorm maakt momenteel een sterke verbreiding door in stedelijke gebieden in het westen van Nederland en België. Op sommige groeiplaatsen, zoals we in Maastricht hebben waargenomen, komen naast elkaar exemplaren voor met alleen langwerpige bladeren met parallelle bladranden over meer dan driekwart van de lengte van het blad, de vorm integrifolia, en exemplaren waarvan de bladeren over de hele hoogte van de stengel, ook boven in de plant, veerdelig gespleten zijn, zonder langwerpige bladeren überhaupt.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Kompassla, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 177-178.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 629. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 688.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1109.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Lactúca serríola.