De overstromingsresistente gemeenschap is gebonden aan voedselrijke standplaatsen, die buiten het groeiseizoen vaak wekenlang onder water staan. ’s Zomers zakt het water weg tot een diepte die kan variëren van enkele decimeters tot meer dan een meter. De aanwezige planten zijn door hun groeiwijze aangepast aan sterk wisselende waterstanden en betreding door vee. De associatie wordt het meest aangetroffen op kleigronden, maar komt ook wel voor op zand en veen. Binnen de gemeenschap worden vier subassociaties onderscheiden, in samenhang met de vochtigheid en voedselrijkdom van de bodem.
Evenals de andere gemeenschappen van het Zilverschoon-verbond kwam de Associatie van Geknikte vossenstaart waarschijnlijk ook al als spontane gemeenschap zonder invloed van de mens voor. Later, sinds de Middeleeuwen, heeft zij zich onder invloed van de mens door intensief landgebruik (bemesting, beweiding) sterk uitgebreid. Bij verdere intensivering gaat de gemeenschap over in rompgemeenschappen met Engels raaigras en Ruw beemdgras. Bij verschraling kan zij overgaan in de Associatie van Moerasstruisgras en Zompzegge.
Het areaal van de Associatie van Geknikte vossenstaart omvat grote delen van Europa, met een duidelijk zwaartepunt in de gematigde gebieden. In ons land ligt de hoofdverspreiding van de gemeenschap in het rivierengebeid, maar door sterke bemesting wordt ze in toenemende mate ook daarbuiten gezien, zoals in beekdalen en in laagveen- en zeekleigebieden. Van de vier plantengemeenschappen van het Zilverschoon-verbond is de Associatie van Geknikte vossenstaart veruit de meest algemene.
De kensoorten Geknikte vossenstaart en Krulzuring (tevens verbond) hebben in deze gemeenschap hun zwaartepunt. Bovendien is zij gekenmerkt door onder meer Ruige zegge, Vijfvingerkruid, Akkerkers en Platte rus. Twee zeldzame soorten zijn Polei en Engelse alant, die beide vrijwel beperkt zijn tot het rivierengebied. Buiten de kuststreek is Aardbeiklaver aan deze gemeenschap gebonden. Frequente begeleiders zijn de verbondskensoort Fioringras, de klassekensoorten Grote weegbree en Zilverschoon, en verder onder andere Kruipende boterbloem, Ruw beemdgras, Witte klaver, Kweek en Engels raaigras. Op de meest natte plekken behoren planten als Zomprus, Mannagras, Moerasvergeet-mij-nietje en Penningkruid tot de vaste begeleiders.
Schaminée, J., Sýkora, K., Smits, N. en Horsthuis, M., 2010, Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij Veldgids nr 25, pp. 186-187.