Stippelganzenvoet - Chenopodium ficifolium

Stippelganzenvoet tref je vaak aan op zandige, vochtige bodems, bijvoorbeeld van uiterwaarden van onze grote rivieren die regelmatig overstroomd worden en weer droog vallen. De planten hebben vaak een aantal roodkleurige stengels die op de grond liggen en daarnaast ook opstijgende en meestal centraal een rechtopstaande vertakte stengel. De verspreid staande bladeren zijn spiesvormig, waarbij de tanden van de bladrand en de twee grote lobben aan de basis naar voren wijzen. Aan de bloemen is weinig te zien zonder loep.

Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Ganzenvoeten zijn geen gemakkelijk van elkaar te onderscheiden plantensoorten, doordat hun bloemen weinig uitgesproken zijn. Meestal zijn het groen blijvende kleine bolvormige bloemen die je altijd moet bekijken met een loep. Herkennen probeer je de Ganzenvoetsoorten dan ook bijna altijd aan hun vegetatieve kenmerken.

De éénjarige Stippelganzenvoet, Chenopodium ficifolium Sm., uit de Amarantenfamilie of Amaranthaceae is een soort die je aantreft op omgewoelde zandbodems die wat kalk bevatten, vochtig en stikstofrijk zijn. Zo'n groeiplaats vind je op de zandige uiterwaarden van onze grote rivieren, die regelmatig overstroomd worden en vervolgens droogvallen. Daar ontwikkelen zich dan uit zaden in de aanwezig zaadbank nieuwe planten die in één jaar hun hele ontwikkeling doormaken en uiteindelijk zaad zetten. Dat zaad komt dan in de lokale zaadbank of wordt met hoog water meegevoerd naar elders; overigens wordt het zaad ook verspreid door vogels die fourageren en aan wier poten het zaad met slik kan worden meegevoerd naar andere plekken.

Uit het zaad ontwikkelt zich enerzijds een aantal liggende stengels, anderzijds rechtopstaande stengels. Deze laatste kennen vooral halverwege hun hoogte, die tot maximaal 80 tot 90 cm kan bedragen een aantal zijstengels die naar buiten en wat omhoog wijzen. De vaak rood aangelopen, gevulde en gegroefde stengels zijn kaal en de bladeren staan er verspreid aan ingeplant. De bladeren zijn minder dan tweemaal zo lang als breed en van boven vaak glanzend donkergroen en kunnen van onderen grijzig zijn door eventuele beharing. Ze hebben vaak twee duidelijke naar buiten wijzende redelijk spitse lobben onderin het blad, waardoor ze spiesvormig zijn. De relatief grote middenlob is bochtig ingesneden met onregelmatige tanden, maar de insnijdingen zijn zodanig dat de binnenzijde van de insnijdingen bijna parallel lopen aan de hoofdnerf en slechts weinig naar elkaar toewijzen naarmate je naar de niet al te spitse bladtop gaat. Opmerkelijk is dat de twee onderste grootste lobben of zijslippen net als een aantal tanden naar voren wijzen.

De kleine bloemen staan in kluwens die samen een pluim vormen. Je vindt de pluimen in de oksels van zijstengels en bladeren en aan de toppen van de hoofdstengel. Als de pluimen zijn uitgegroeid kun je zien dat helemaal bovenin de schutbladeren ontbreken. Kun je bloeiende bloemen, als je een loep gebruikt, vinden dan zijn de twee stempels goed te zien.

De zaden, nootjes, zijn bedekt door een dun vlies; als je dat eraf wrijft, zie je met een loep dat er stippels op de zaadhuid zitten.

MM_221108

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Ganzenvoet - Chenopodium
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.15 - 0.80 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
groen, rood
Bloeiwijzen:
pluim, kluwen
Bloemvormen:
bloemdek, vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 bloemdek
Meeldraden:
5 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
vliezig
Stengels:
rechtopstaand, gegroefd, liggend
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
ingesneden, spiesvormig, langwerpig
Bladranden:
gelobd, grof bochtig getand, veerlobbig
Ondergrondse delen:
hoofdwortelstelsel, penvormige hoofdwortel met bijwortels
Plantengemeenschappen:

Op zandige en vochtige bodems waarin ook meestal wat kalk aanwezig is bijvoorbeeld door de vergane schelpen van mossels en schelpdieren die in de rivier leven is een aantal soorten uit de Amarantenfamilie gemakkelijk te vinden. Daaronder de Stippelganzenvoet die net als de meeste Ganzenvoeten over de hele wereld is aan te treffen op ruderale plakken vergelijkbaar met rivieruiterwaarden.

De plantensoort 'Stippelganzenvoet' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De glanzende en leerachtige bladeren vallen wel op, vooral doordat de onderkant grijzig van kleur is door de eventuele melige beharing.

Meer informatie over de ecologie van Stippelganzenvoet en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 160-163.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk:

Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 510.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 389.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Chenopódium ficifólium