Video Determinatie

Essen-Iepenbos - Fraxino-Ulmetum

Het Essen-Iepenbos is, voor zover het geen hakhout is, een hoog opgaand bos met een goed ontwikkelde boom-, struik- en kruidlaag. Vooral waar de iepziekte heeft toegeslagen, kan het bos zeer open zijn, terwijl de struiklaag vaak zeer weelderig is en lianen beeldbepalend zijn.
Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Het Essen-Iepenbos komt tegenwoordig het meest voor op kleigronden die niet of slechts nu en dan worden overstroomd. Het gaat hierbij vooral om parkbossen, vaak met een stinzenflora, of essenhakhout. Buitendijkse voorbeelden van de associatie, langs rivieren en beken, op zavelige tot kleiige gronden die nu en dan tot regelmatig overstromen, zijn in goede vorm nu nergens meer aanwezig. De jonge en nog weinig gedifferentieerde bodem is kalkrijk (met 2-5 % kalk en een pH van 6,5-7,0) en het gehalte organische stof is gemiddeld 5-10 %; door een grote biologische activiteit wordt het organische materiaal snel met de grond gemengd. Op relatief droge standplaatsen spoelt de kalk op termijn uit, maar naarmate de bodem meer klei bevat en de invloed van het grondwater groter is, gaat dit langzamer. Gemiddeld genomen groeit het Essen-Iepenbos op nattere standplaatsen dan het verwante Abelen-Iepenbos.

Deze bosgemeenschap kan zich in principe ontwikkelen op alle kleigronden waar geen water stagneert, maar in grote delen van dit mogelijke areaal is de grond helemaal in cultuur gebracht en is nauwelijks bos aanwezig. In de successie wordt de gemeenschap voorafgegaan door struwelen van de Associatie van Sleedoorn en Eenstijlige meidoorn. Op zwaardere gronden kan het Essen-Iepenbos na enige tijd overgaan in een Eiken-Haagbeukenbos, op lichtere gronden in een Eiken-Beukenbos.

Het Essen-Iepenbos komt voornamelijk voor langs rivieren in het laagland van noordelijk West- en Midden-Europa, van Midden-Frankrijk tot in Polen. Het zwaartepunt van de verspreiding in Nederland ligt in het Fluviatiele district en in de duinen. Parkbossen die tot deze associatie zijn te rekenen, komen vooral voor in de Betuwe, langs de Utrechtse Vecht, op Walcheren en in het Fries-Groningse zeekleigebied. Essenhakhout is het meest aanwezig in het Utrechtse rivierengebied (in het bijzonder rondom Langbroek) en in de binnenduinrand.

Het zeldzame Hondstarwegras en de stinzenplant Donkere ooievaarsbek zijn de enige kensoort van de associatie, waarvan de boomlaag vooral bestaat uit Es, Gewone esdoorn en Zomereik. In de struiklaag vallen Eenstijlige meidoor, Gewone vlier, Gladde iep en Vogelkers op, terwijl stikstofminnende soorten als Grote brandnetel, Geel nagelkruid, Kleefkruid en Hondsdraf het aspect van de ondergroei bepalen. Stinzenplanten die in dit bostype beter groeien dan in het Abelen-Iepenbos zijn Italiaanse aronskelk, Holwortel en Bostulp. De essenhakhoutbossen zijn bekend om hun rijkdom aan epifytische mossen.

In de plantenassociatie 'Essen-Iepenbos' komen de volgende plantensoorten voor:

Schaminée, J., Sýkora, K., Smits, N. en Horsthuis, M., 2010, Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, KNNV Uitgeverij Veldgids nr 25, pp. 391-392.