Gevlekt longkruid - Pulmonaria officinalis

In het vroege voorjaar herken je aan de rozerode tot blauw kleurende trompetvormige bloemen en de met witte vlekken bezette bladeren het Gevlekt longkruid, Pulmonaria officinalis. De plant komt ook als stinzenplant voor en wordt veel in gekweekte vorm in tuinen aangeplant. Als wilde inheemse plantensoort is Gevlekt longkruid betrekkelijk zeldzaam.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een aantal soorten binnen de Ruwbladigenfamilie of Boraginaceae is meer bekend als tuinplanten en als stinzenplanten, dan dat ze bekend zijn uit onze inheemse flora. Toch komen ze daar best wel veel in voor, maar zijn minder opvallend. Tot deze groep hoort ongetwijfeld Gevlekt longkruid, Pulmonaria officinalis L..

De meerjarige plant ontwikkelt op de stevige wortelstok een aantal wortelstandige bladeren die in de winter overblijvend zijn en samen op een rozet lijken. De bladeren vertonen aan de bovenkant witte vlekken, waar de Nederlandse naam ook op duidt. Deze bladeren hebben een hartvormige voet die overgaat in de bladsteel. De bladeren zijn, zoals we van de Ruwbladigen gewend zijn, bezet met kleine stevige haren en klierharen, waardoor ze ruw aanvoelen. Naast deze rozetachtige groepen van wortelstandige bladeren, die overwinteren, komen rechtopstaande stengels tevoorschijn waaraan een aantal bladeren verspreid met heel korte steel staat of zonder steel zit ingeplant. Ook deze hebben witte vlekken en lopen spits toe.

Aan de top van de stengels ontstaat de bloeiwijze. Dit is een schicht waarin een aantal bloemen tot ontwikkeling komt. Ze staan min of meer in een zig-zag patroon boven elkaar. De vergroeide kelken zijn eveneens bezet met ruwe haren; de kelk heeft een beetje een klokvorm. De kroonbladen kleuren aanvankelijk rozerood en deze kleur verschuift tijdens de rijping naar donkerblauw tot paarsblauw. De kroon is vergroeid en trompetvormig.

Er zijn geen keelschubben, zoals we die bij de Vergeet-mij-nietjes kennen, maar wel staan er bundels haren, die de buisvormige keel van de kroon afsluiten. De meeldraden staan op de vergroeide kroonbladen ingeplant, hetzij wat hoger op de kroon, hetzij wat lager. Er is een vierhokkig vruchtbeginsel met óf een korte stijl, óf een lange stijl met stempel. Is er een korte stijl dan zitten de meeldraden hoger, is er een lange stijl, dan zitten de meeldraden lager. Daardoor wordt zelfbestuiving voorkomen. We noemen dit verschijnsel heterostylie. Alleen als er stuifmeel van een kortstijlige plant op het stempel van een langstijlige plant, of omgekeerd, wordt gebracht door de bestuiver, vaak hommels en bijen en dan speciaal de Sachembij, treedt er bevruchting op.

Na bevruchting ontwikkelt het vruchtbeginsel zich tot een splitvrucht en ontstaan de zaden. Het zijn nootjes; ze zijn glanzend bruin van kleur en hebben een aanhangsel, een zogenaamd mierenbroodje en worden door mieren meegesleept en zo verspreid.

MM_210422

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Longkruid - Pulmonaria
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.10 - 0.35 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
blauw, roze
Bloeiwijze:
schicht
Bloemvormen:
klokvormig, trechtervormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kelkbladen, 5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met de kroonbladen
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
splitvrucht
Zaden:
nootje
Stengels:
geribd of geribbeld, rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstanden:
wortelstandig, rozet, verspreid
Bladvormen:
eirond, hartvormig, ovaal
Bladranden:
gaaf, behaard
Ondergronds deel:
kruipende wortelstok
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied van Gevlekt longkruid is van oorsprong te zoeken in het midden en oosten van Europa, maar als geneeskruid en sierplant is de soort ook in West-Europa terecht gekomen en hier verwilderd en inmiddels ingeburgerd in onze wilde inheemse flora. Als zeldzame inheemse soort tref je de plant in Nederland in Zuid-Limburg aan, meestal op beschaduwde plekken in loofbossen en in de rand van holle wegen; verder is Gevlekt longkruid als stinzenplant bekend en vanuit de parken rond stinzen soms verwilderend.

De plantensoort 'Gevlekt longkruid' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De wetenschappelijke soortsnaam 'officinalis' duidt erop dat de plant wel gebruikt werd als artsenijplant en om die reden ook gekweekt werd in kloostertuinen; met name bevatten de planten, vooral in de wortelstok, stoffen die wondhelend en ontsmettend zijn.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Gevlekt longkruid verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 126-127.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 466. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 584.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 844, waarin de soort met de Nederlandse naam Breed longkruid is beschreven.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Pulmonária officinális