Deze familie, zoals die in de nieuwste Heukels’ Flora is samengesteld, omvat op het eerste gezicht een aantal plantengeslachten met een heel verschillend uiterlijk en bouw.
De grote Rozenfamilie of Rosaceae omvat kruiden, struiken en bomen. De bladeren staan meestal verspreid aan de stengels, takken en twijgen en hebben aanvankelijk steunblaadjes die al vrij snel afvallen.
De bomen en struiken uit deze familie zijn éénhuizig, dat wil zeggen dat de mannelijk bloeiende en aparte vrouwelijk bloeiende katjes aan dezelfde exemplaren zijn te vinden. Bestuiving vindt vrijwel alleen plaats door de wind.
De sporenplanten uit de Paardenstaartenfamilie zijn overblijvende meerjarige landplanten van natte tot zeer natte standplaatsen, zoals moerassen en natte graslanden.
Het meest in het oog springende kenmerk van de plantensoorten uit deze familie is de vorm van de bladeren. Ze bestaan uit drie deelblaadjes en lijken in dat opzicht op de Klaversoorten uit de Vlinderbloemenfamilie.