Heifamilie of Ericaceae omvat tegenwoordig ook de plantensoorten die voorheen waren ondergebracht in de Wintergroenfamilie en de Kraaiheifamilie. Ze bestaat uit altijd groen blijvende dwergstruiken of kruiden. De bladeren zijn enkelvoudig en vaak klein en soms wat leerachtig ofwel bladachtig. De bloemen zijn in het algemeen regelmatig of enigszins tweezijdig symmetrisch. De vruchten zijn ofwel een doosvrucht of een soms sappige steenvrucht of bes. Opmerkelijk is het bladgroenloze Stofzaad.
De grote Nachtschadefamilie omvat veel voedingsgewassen en genotsgewassen. Vooral na de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 zijn veel soorten met hulp van de mens in Europa ingevoerd en gevestigd (neofyten).
De Lipbloemenfamilie of Lamiaceae is een grote familie van vaak aromatische kruiden en kleinere struiken. De stengels zijn bijna altijd vierkantig, vaak sterk behaard en de bladeren staan tegenover elkaar en zelfs kruisgewijs aan de staande en soms liggende stengels.
In de Lisdoddefamilie is tegenwoordig de Egelskopfamilie opgenomen. Het gaat om kruidachtige moeras- of waterplanten met ondergrondse wortelstokken. De bladeren zijn lijnvormig.
De Composietenfamilie is de grootste familie in onze contreien als het om het soortenaantal gaat. Dat leidt ertoe dat de veelvormigheid, bijvoorbeeld wat de bladeren betreft erg groot is, van gaafrandig langwerpig, tot veerdelig ingesneden en zelfs stekeltandig.
De Grassenfamilie of Poaceae is een grote familie met veel plantengeslachten en -soorten. Bloeiende grassen zijn goed te herkennen aan een aantal kenmerken die goed zijn waar te nemen.