Video Determinatie

Blaartrekkende boterbloem - Ranunculus sceleratus

Aan de volwassen planten van de Blaartrekkende boterbloem, Ranunculus sceleratus, vallen de tot knotsjes uitgroeiende vruchtzuilen op. Ook aan de wat oudere bloemen is te zien dat de kroonbladen maar klein zijn, waardoor de doorsnede van de bloem nauwelijks 1 cm bedraagt, terwijl boven de veel meeldraden de zich uitstrekkende zuil met dopvruchten bevindt. De planten zijn te vinden aan oevers van sloten of op met water verzadigde droogvallende gronden bijvoorbeeld zoals opgespoten zandvlakten en op baggerstortplaatsen. Maar ook in volkstuintjes kun je de plant vinden.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Onder de Boterbloemen vinden we een soort met relatief kleine bloemen van net geen cm in doorsnee met een opvallend hoge zuil van vruchtbeginsels. Het is de Blaartrekkende boterbloem, Ranunculus sceleratus L., uit de Ranonkelfamilie.

De een tot tweejarige planten kunnen tot zo'n 75 cm hoog worden in de vegetatie waarin ze staan. De uit de wortels, die geen knol vertonen, tevoorschijn komende rechtopstaande stengels zijn glad, vlezig en dik. Ze hebben een grote holte. Door de holle stengel worden de wortels van luchtzuurstof voorzien. De planten zijn vrijwel helemaal kaal. Zowel de wortelstandige als de verspreid aan de stengel staande bladeren zijn ingesneden tot soms zelfs vijfdelig. Elke bladlob eindigt meestal in een drielobbig uiteinde. De enigszins vlezige bladeren zijn van boven glanzend.

Bovenin de plant vertakt de stengel en aan het uiteinde van elke vertakking staat een alleenstaande bloem. De steel van de bloem is gegroefd, zoals we dat ook van de kruipende boterbloem kennen. Net als bij de Knolboterbloem zijn de vijf kelkbladen teruggeslagen. De kleine kroonbladen zijn lichtgeel tot geel van kleur, maar de bloemdoorsnede bereikt nauwelijks een grootte van 1 cm. Vooral bij de oudere bloemen, als de vruchtbeginsels via de stempels bestoven zijn en aan het uitrijpen zijn, zie je een soms tot 2 cm hoog uitgroeiende zuil met daarop de rijpende dopvruchten van 1 mm groot. Het aantal vruchten kan wel 60 of zelfs nog meer tot 110 toe bedragen. Dat is wel heel opvallend aan de Blaartrekkende boterbloem. De vruchtzuil kan zelfs knotsvormig worden.

Blaartrekkende boterbloem is oever- of moerasplant; je vindt de soort dan ook aan waterkanten, soms zelfs in het water, maar dan bloeit de plant niet heeft grote drijvende bladeren. In moerassige bodem of nat grasland is de soort ook te vinden. Onder die omstandigheden is ze een algemeen voorkomende soort.

MM_140922

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Boterbloem - Ranunculus
Plantvorm:
oeverplant
Plantgrootte:
0.05 - 0.75 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, lichtgeel
Bloeiwijze:
alleenstaande bloem
Bloemvormen:
vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelkbladen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
20 of meer
Vruchtbeginsel:
veel, bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
dopvrucht
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, glad
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
ingesneden
Bladrand:
gelobd
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het areaal van de Blaartrekkende boterbloem omvat oorspronkelijk Europa en het noorden en midden van Azië. Tegenwoordig is ze ook volledig ingeburgerd in Noord-Amerika. De soort kan droogvallende met water verzadigde gronden snel bezetten. Zo was ze een opvallende verschijning in de droogvallende IJsselmeerpolders. Het feit dat ze tot twee generaties per jaar kent en erg veel zaad produceert, draagt daar uiteraard aan bij. De aan onze natte gebieden gebonden soort wordt in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschreven als een begeleidende maar vooral kensoort van onder andere de

08Aa2 Associatie van Blauwe waterereprijs en Waterpeper

en de 29 Tandzaad-klasse

De plantensoort 'Blaartrekkende boterbloem' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Alle Boterbloemen zijn enigszins giftig, maar de Blaartrekkende boterbloem is wel de meest giftige van de Boterbloemen. Het sap van de Blaartrekkende boterbloem veroorzaakt ontstekingen op de huid, zoals dat ook met sap van de Gewone berenklauw kan gebeuren. Vandaar de naam 'blaartrekkend'.

Door de vorm van het zuiltje met rijpende vruchten is de soort heel goed herkenbaar. Deze snelgroeiende plant van voedselrijke omstandigheden kan soms in twee maanden zijn hele levenscyclus voltooien. In sommige jaren brengt ze dan ook twee generaties voort. Het zaad van zo'n tweede generatie kan alweer voor de winter kiemen en dan wordt een rozet gevormd die overwintert.

Meer informatie over de ecologie van de Blaartrekkende boterbloem en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 243

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 256. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 314

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 378.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Ranúnculus scelerátus.