Video Determinatie

Robertskruid - Geranium robertianum

In open bossen, bos- en struweelranden en soms ook op of tegen muren kun je de mooie bloemen van Robertskruid, Geranium robertianum, in een lange periode vanaf de lente tot in de herfst vinden. De vijftallige bloemen geven na de bloei een opvallende vrucht met een lange snavel, die wel wat op de kop van een kraanvogel lijkt. De fijne verdeelde bladeren hebben een omtrek die driehoekig is. Vaak zie je wat roodkleuring aan de stengels en bladstelen; dat gebeurt vooral als de plant op wat armere zandige bodem staat.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Met zijn tijdens de bloei opvallende donkerroze bloemen is Robertskruid, Geranium robertianum L., een plantensoort uit de Ooievaarsbekfamilie of Geraniaceae een fraaie verschijning in allerlei randen van struweel en bossen. De een- tot tweejarige plant kan tot 50 cm hoog worden en staat vaak aan de onderrand van plantengemeenschap waarin ze staat.

De tot 6,5 cm grote bladeren zijn in omtrek driehoekig, en een of tweemaal geveerd. De deelblaadjes van de drie- tot vijftallige bladeren zijn ingesneden. Het middelste deelblaadje lijkt een eigen steel te hebben en staat los van de nevenliggende andere deelblaadjes. Daardoor is Robertskruid binnen het geslacht Geranium gemakkelijk te onderscheiden van de andere soorten. Soms kleuren de bladeren een beetje roodachtig. Dat speelt vooral op droge ondergrond. Ook de stengel kleurt vaak rood.

Robertskruid bloeit van april tot november. De roze (zeer zelden witte) bloemen hebben een doorsnee van 2 cm. De vijf kelkbladen zijn eirond tot langwerpig en lopen uit in een lange naald. De vijf kroonbladen zijn veel langer dan de kelkbladen en nauwelijks uitgerand. De bloemen worden bestoven door onder meer bijen. Het stuifmeel dat uit de tien helmknoppen komt heeft een paarse of oranje kleur.

De vrucht lijkt op de lange snavel van een ooievaar of een kraanvogel (geranos = kraanvogel). De stijlen blijven aan de zaden zitten en geven zo een snavelachtig uitzicht aan de vrucht. De vrucht is een samengestelde splitvrucht en bevat vijf eenzadige deelvruchtjes. Bij uitdroging van de rijpe vrucht breekt de snavel open en worden de zaden in vijf richtingen geschoten, soms tot zes meter ver.

De naam Robertskruid zou of afgeleid zijn van rood of van Robert of Ruprecht, aartsbisschop van Salzburg, die reeds in de 17e eeuw dit kruid als geneesmiddel aanbeval tegen oogontstekingen, huiduitslag, dauwworm en mondontstekingen.

MM_120309

Laatste wijziging 130728

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Ooievaarsbek - Geranium
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.10 - 0.60 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
roze, wit
Bloeiwijze:
tweebloemig
Bloemvormen:
vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelkbladen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
10 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
5
Vrucht:
samengestelde vrucht
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstand:
tegenoverstaand
Bladvormen:
ingesneden, oneven geveerd
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied van Robertskruid omvat Europa, Noord- en Midden-Azië en Noord-Amerika tot aan de poolcirkel. Het komt voor op beschaduwde plaatsen, soms op muren en steenglooiingen. In de Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland van Schaminée, J. et al. (2010) wordt Robertskruid beschreven als een belangrijke soort in de

33Aa4 Associatie van Look-zonder-look en Dolle kervel

37Ac3 Associatie van Wegedoorn en Eenstijlige meidoorn

37Ac5 Associatie van Hazelaar en Purperorchis

De plantensoort 'Robertskruid' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Zaadverspreiding

Het mechanisme van zaadverspreiding bij Robertskruid is zeer opmerkelijk. Er ontstaat na bestuiving en bevruchting boven het vruchtbare bolvormige deel van het vruchtbeginsel een languitgegroeide snavel met een centrale spil, die nog verlengd is met de stijl met de stempels. Wanneer nu de vrucht na rijping uitdroogt scheuren de repen (ook wel naalden genoemd) van de snavel met een deelvrucht los van de centrale middenzuil. Deze vruchten, in het geval van Robertskruid dopvruchten worden door de kracht van dat proces losgerukt en ze springen los en worden verspreid.
Albino?
Een heel enkele keer worden Robertskruiden gevonden die niet donkerroze van kleur zijn maar wit. Het kan een vorm van albinisme zijn, doordat er bij het dupliceren van de chromosomen vóór de reductiedeling een deletie is ontstaan, waardoor een nieuwe generatie de bloemkleurvorming mist. In hoeverre dit een blijvend en langdurig verlies van een eigenschap betekent is niet bekend.

Uitgebreidere informatie over de ecologie van Robertskruid en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 160.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 322. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 437.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 580.

uitspraak van de wetenschappelijke naam: Geránium robertiánum.

In het Duitse spraakgebied: Stink-Storchschnabel, Storchschnabelgewächse; cf Kosmos-Naturführer (2017). Rothmaler, W. (1981) geeft twee Duitse namen: Ruprechtsktaut en Stinkender-Storchschnabel.