Video Determinatie

Poelruit - Thalictrum flavum

In de ruigten van uiterwaarden en in natte en moerassige graslanden langs oude rivierarmen bloeit in de voorzomer de Poelruit, Thalictrum flavum, De tot bijna een meter hoog wordende planten hebben een rijke bloemenpracht die kleurt van wit tot licht geelgroen. De Poelruit heeft rechtopstaande geribde stengels die alleen boven in de pluimvormige bloeiwijze vertakken. De veerdelig vertakte bladeren met sterk gelobde bladranden geven het geheel het uiterlijk van een plumeau.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

De in de voorzomer bloeiende Poelruit, Thalictrum flavum L., hoort tot de Ranonkelfamilie. De planten zijn vrij donkergroen van kleur en onbehaard.

De plant valt op in natte graslanden met dichte begroeiing door de op de onvertakte geribde stengel staande vertakte pluim met dicht op elkaar staande lichtgele tot groenige bloemen. De bloemen blijken bij nader bekijken vrijwel uitsluitend te bestaan uit veel meeldraden, die rechtop staan, en vruchtbeginsels; de vier bloemdekbladen vallen namelijk direct bij het begin van de bloei af en zijn dan niet meer te zien. Ook de vruchtjes, nootjes, staan rechtop en zijn overlangs gestreept. De geurende bloemen trekken vliegen aan die pollen verzamelen en zo zorgen voor de bevruchting. Maar ook windbestuiving komt voor.

De bladeren staan verspreid aan de stengel. In omtrek zijn ze langer dan breed. Ze zijn veerdelig samengesteld tot 2-3 voudig geveerd met een topblaadje dat groter is dan de andere deelblaadjes. Het topblaadje is vlak, langer dan breed en heeft vaak drie lobben aan de top; de twee zijlobben wijzen naar voren in dezelfde richting als de middenlob. De steel van het blad is kort.

Met hun lange ondergrondse uitlopers kunnen de planten grotere delen van de natte bodem bezetten. De plant komt voor in het rivierengebied en de Laagveengebieden. Ze staat op open tot licht beschaduwde plaatsen, zoals in grienden en broekbossen. In de hogere gebieden vind je haar in beekdalen; daar is de grond voldoende voedselrijk en is er ook minder schaduw.

MM_111127

Laatste wijziging 130728

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Ruit - Thalictrum
Plantvorm:
oeverplant
Plantgrootte:
0.45 - 0.90 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
lichtgeel, groen
Bloeiwijze:
pluim
Bloemvorm:
regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
4 bloemdek
Meeldraden:
20 of meer
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
geribd of geribbeld, rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
oneven geveerd
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
ondergrondse uitlopers
Plantengemeenschappen:

De verspreiding van Poelruit srekt zich uit over Europa tot west en midden Siberië en in aangrenzende gebieden van het Atlasgebergte in Noord-Afrika. In onze contreien is de soort te beschouwen als een beek- en rivierbegeleider en als een soort van onze laagveen gebieden. Maar ook in natte graslanden, grienden en langs zonnige struweelranden op natte bodems tref je Poelruit aan. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft de Poelruit als een soort uit

32Aa1 Associatie van Moerasspirea en Echte valeriaan

De plantensoort 'Poelruit' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De bloemen van Poelruit zijn heel eenvoudig. Als ze open gaan hebben ze vier "bloemdekbladen" die eigenlijk al meteen afvallen, zodat de bloem lijkt te bestaan uit enkel meeldraden en stempels.

In Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora.Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 255, wordt nog meer verteld over d eecologie van de Poelruit en van de relaties met andere organismen.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 260. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 320.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 471.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Thalíctrum flávum