Moeraskers - Rorippa palustris

De pionier Moeraskers, Rorippa palustris, is een kruisbloemige met tamelijk onopvallende kleine bloemen van  gemiddeld 2,5 mm, waarbij de kroonbladen hooguit zo lang zijn als de kelkbladen. De bloemen zijn daardoor weinig opvallend. De bladeren zijn veerdelig ingesneden, waarbij de eindlob groter is dan de andere bladlobben.

De heel algemeen voorkomende Moeraskers, Rorippa palustris (L.) Besser, uit de Kruisbloemenfamilie of Brassicaceae, tref je heel algemeen aan op natte en stikstofrijke bodems aan vervuilde wateren en in moerasachtige begroeiingen. Het zijn eenjarige planten.

Op open, drogere bodems kan de soort ook voorkomen maar dan blijven de planten nogal klein en weinig vertakt, daarentegen op natte bodems, vooral op bodems die in de winter onder water staan en gedurende het voorjaar en de zomer droog komen te staan, maar goed vochtig blijven, worden de planten groter en vertakken ze flink. Ook op plaatsen waar vee bijvoorbeeld aan de rand van een plas komt drinken en waar dit vee de bodem en andere vegetatie vertrapt, heeft Moeraskers een kans.

Aan de rechtopstaande stengels staan de liervormige bladeren verspreid. We noemen de bladeren liervormig omdat ze veerdelig zijn ingesneden waarbij de eindlob aan de top het grootste is in vergelijking tot de andere bladlobben. Die eindlob is vaak drielobbig. De bladeren zijn veel forser dan die van de verwante Akkerkers.

De bloeiwijzes staan aan het eind van de stengels en hebben veel typische kruisbloemen, waarbij opvalt dat de kroonbladen niet groter en soms zelfs wat kleiner zijn dan de kelkbladen. De kleur van de kroonbladen is lichtgeel tot bleekgeel. Bestuivers komen er niet zo veel op af, en zelfbestuiving is dan ook bij de Moeraskers normaal. De vruchtbeginsels groeien uit tot vruchten die ongeveer drie maal zo lang als breed zijn. De vruchten zijn 1 tot 2 x zo lang als de vruchtstelen. Ze houden het midden tussen hauwen en hauwtjes. In de vrucht vind je twee rijen zaden.

MM_200921

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Gele kers - Rorippa
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.15 - 0.55 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
lichtgeel
Bloeiwijze:
tros
Bloemvormen:
viertallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
4 kelkbladen, 4 kroonbladen
Meeldraden:
6 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vruchten:
hauw, hauwtje
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
liervormig, veerdelig
Bladrand:
gelobd
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschappen:

Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de Moeraskers zijn de koudere en gematigde delen van het noordelijk halfrond.

De plantensoort 'Moeraskers' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Als pioniersoort vind je Moeraskers ook wel in moestuinen, maar zodra de vegetatie zich op haar standplaats sluit verdwijnt de soort al snel.

Uitgebreidere informatie over de ecologie van Moeraskers en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 20

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Duistermaat, L (2020) Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 485.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Roríppa palústris.