Video Determinatie

Gelderse roos - Viburnum opulus

In de randen van bossen, maar ook in zelfstandige struwelen en hagen vind je de Gelderse roos, Viburnum opulus, met zijn platte bloeiwijzen bestaande uit twee typen witte bloemen, hetgeen goed te zien is in de determinatievideo. De bloeiwijzen zijn tuilen, hoewel ze wat op schermen lijken. De grote bloemen aan de buitenrand zijn geslachtsloos en dienen ertoe om hele bloeiwijze meer aantrekkelijk te maken voor bestuivers. Na de bloei ontwikkelen de scharlakenrode vruchten die pas door vooral lijster en pestvogels worden gegeten als in de winter de vorst over de vruchten is gegaan.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

De Gelderse roos, Viburnum opulus L., is een struik die hoort tot de Muskuskruidfamilie. De struik komt voor in duinstruwelen, struweelranden en loofbossen waarvan de bodem goed vochtig is, maar niet blijvend doornat. Ze wortelt niet erg diep. Zeeklei, pure veengrond en sterk zure bodem wordt door de Gelderse roos gemeden. In drogere gebieden kun je Gelderse roos als een vochtindicator beschouwen.

Ten tijde van de korte bloeiperiode in juni valt de Gelderse roos op door de grote schermvormige tuilen waarin twee soorten witte bloemen aan te treffen zijn. In het midden zitten de kleine vruchtbare regelmatige bloemen terwijl aan de rand tot 2 cm grote stralende onvruchtbare bloemen staan. De taak van deze randbloemen is om de aantrekkingskracht op bestuivers te vergroten. Zweefvliegen, kevers en vlinders tref je dan ook veel op de bloeiwijzen aan. In de vruchtbare bloemen vinden ze nectar en pollen. Na de bevruchting groeien de vruchtbeginsels uit tot bolronde steenvruchten, met daarin een plat zaad. Bij rijpheid kleuren ze scharlakenrood. Omdat de smaak bitter is (een galsmaak) mijden vogels deze vruchten. Ze hangen dan ook vaak nog in de winter aan de struiken. Pas wanneer het gevroren heeft worden ze door lijsters en pestvogels gegeten.

De bladeren zijn handnervig en ze zijn diep ingesneden, waardoor ze duidelijk 3-5 lobbig zijn. De rand van de bladeren zijn grof, bochtig en ongelijk getand en aan de onderzijde van de bladeren zit een zachte beharing.

Je treft de struik echter niet aan in de zeekleigebieden van Holland, Friesland en Groningen en waar het te droog is.

MM_110508

Laatste wijziging 130730

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Sneeuwbal - Viburnum
Plantvorm:
struik
Plantgrootte:
1.00 - 4.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
wit
Bloeiwijzen:
tuil, schermvormige tros
Bloemvorm:
regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelktanden, 5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 meeldraden
Vruchtbeginsel:
halfonderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
3
Vrucht:
steenvrucht
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
verticaal verlopende schorsspleten, bruin
Bladstand:
tegenoverstaand
Bladvorm:
handvormig
Bladrand:
getand
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

De Gelderse roos komt voor in de gematigde zone van Eurapa en West-Azië tot aan de poolcirkel en is ook in grote delen van Nederland en België vrij algemeen. Zoals beschreven in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland maakt ze deel uit van de struwelen van de

37Ac3 Associatie van Wegedoorn en Eenstijlige meidoorn

De plantensoort 'Gelderse roos' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De Gelderse roos is tegenwoordig ook nog te vinden in het wapen van het Geldersch Landschap, een natuurbeschermingsorganisatie in de provincie Gelderland.

De verspreiding van de steenvruchten door Pestvogels is tamelijk bijzonder. Allereerst komen Pestvogels niet elke winter in onze contreien; als ze er zijn bestaat er een leuk ritueel: ze geven de vruchten aan elkaar door. Dan eten ze het na de vorst blijkbaar smakelijke vruchtvlees eraf en laten het ene zaad op de grond vallen.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van de Gelderse roos verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 269-271.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 572. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 736.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 988.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Vibúrnum ópulus.

In het Duits sprekende taalgebied in Europa heet de soort Gemeiner Schneeball; Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora für die Gebiete der DDR und der BRD. Band 2 Gefässpflanzen, 10e druk: 343.