Onze kust beschermt door de duinen het achterland tegen het water van de Noordzee. De duinen zijn soms breed, een aantal kilometer en soms maar heel smal. Bijvoorbeeld een enkele rij op een aantal plekken langs de Zeeuwse en Zeeuws-Vlaamse kust. Soms kunnen de duinen tot meer dan 30 meter hoog zijn zoals we op Terschelling kunnen zien.
Wat echter opvalt in de duinen is de rijke schakeringen aan landschapstypen, variërend van vrijwel kale zandduinen, vaak op de zonrichting, het zuiden, georiënteerd tot zeer dicht begroeide noordhellingen tot, vaak aangeplante, bossen en natte duinvalleien.
Dit zorgt voor een rijke schakering van plantengemeenschappen, zeker als je de zeereep er ook nog bij betrekt. Van zeegrassen tot de grassoorten, zoals Biestarwegras, die primaire duintjes op het strand vastleggen tot de met Helm begroeide hogere delen van de duinen.
Op de meer zuidelijk geëxponeerde hellingen vind je vaak korstmossen, mossen, zoals Duinsterretjesmos en soorten als Welriekende salomonszegel, terwijl de noordhellingen een rijke plantengemeenschap hebben met daarin diverse kruiden, grassen en heide-achtigen. Met als een bijzondere soort op onze waddeneilanden Ameland, Vlieland, Texel, Terschelling en Schiermonnikoog met Cranberry, die daar ooit is aangespoeld, en zich thuisvoelt en uitstekend gedijt.
De natte duinvalleien kennen heel bijzondere plantensoorten van Teer guichelheil, Gewone waternavel, Oeverkruid en Egelboterbloem tot een aantal bijzondere Zeggesoorten. Op wat meer droge gronden Parnassia, Strandduizendguldenkruid.
In de bosschages tref je Liguster, Duindoorn, Duinroos en andere struiken aan. In de naaldbossen vind je naast Dennen ook Eikvaren en zelfs bijzondere orchideeën, zoals Groenknolorchis.