Wilde liguster - Ligustrum vulgare

Wilde liguster, Ligustrum vulgare, is de inheemse soort, waarvan de uit Japan afkomstige Haagliguster een zusje is, dat we veel kennen in al die geknipte hagen rond tuinen. De struik heeft langwerpige tot lancetvormige wat leerachtige bladeren met een korte bladsteel en pluimen van witte bloemen die, wat de vorm betreft, wel wat op de bloemen van de Sering lijken. Na bestuiving groeit het vruchtbeginsel uit tot een zwarte bes. Bij de Haagliguster blijven de bessen vaak groen.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een meerjarige struik die opvalt door zijn witte bloemen die in rijkbloemige trossen of pluimen staan is Wilde liguster, Ligustrum vulgare uit de Olijffamilie of Oleaceae.

Ondergronds heeft de liguster een uitgebreid wortelstelsel, waardoor er hele groepen struiken bij elkaar kunnen staan. Dit is te beschouwen als een manier van vegetatieve uitbreiding. De jonge twijgen zijn met zachte haren bezet en buigzaam, terwijl het oudere hout erg hard is. Aan de takken en twijgen staan de bladeren tegenover elkaar. Ze zijn langwerpig tot lancetvormig toegespitst en wat leerachtig, ongeveer vier maal zo lang als breed. De steel van de bladeren is korter dan 5 mm. Op beschutte plaatsen blijven de bladeren tot aan de winter aan de struiken, maar ze vallen eerder af dan bij de veelal in hagen gebruikte gekweekte Haagliguster, Ligustrum ovalifolium.

Tijdens de bloeiperiode ontwikkelen zich de trossen of pluimen met witte bloemen aan het eind van de takken. De bouw van die bloemtrossen vertoont grote gelijkenis met die van de Sering. De witte bloemen zijn regelmatig en hebben een kroonbuis van zo'n 3 mm lengte; over die lengte zijn de kroonbladen vergroeid. De platen van de kroonbladen, die ongeveer even lang zijn als de kroonbuis, dus ook ongeveer 3 mm, zijn niet vergroeid en buigen naar buiten; het zijn dan ook trechtervormige tot trompetvormige bloemen. De kelktanden zijn klein en de meeldraden zijn vergroeid met de kroonbuis.Na de bestuiving door bloembezoekers als vliegen, bijen, hommels, kevers en vlinders, die afkomen op de zoetweeïge geur en de nectar die de bloemen produceren, groeit het vruchtbeginsel uit tot een groene steenvrucht of bes, die later tijdens rijping naar zwart kleurt en glanst. Hou er rekening mee dat behalve de vruchten ook de bladeren en de bast voor de mens giftig zijn.

Rupsen van de Ligusterpijlstaart leven op de Wilde liguster, maar deze vlinder is steeds zeldzamer aan het worden en komt vrijwel alleen nog voor in de kalkrijke duinen.

201010_MM

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Liguster - Ligustrum
Plantvorm:
struik
Plantgrootte:
0.25 - 3.00 meter
Bloeiperiode:
-
Bloemkleur:
wit
Bloeiwijze:
pluim
Bloemvormen:
trompetvormig, trechtervormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
4 vergroeide kroonbladen, 4 kelktanden
Meeldraden:
2 vergroeid met de kroonbladen
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
steenvrucht, bes
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
grijsgroen
Bladstand:
tegenoverstaand
Bladvorm:
elliptisch
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
hoofdwortelstelsel
Plantengemeenschappen:

Het areaal van de Wilde liguster omvatte oorspronkelijk de zuidelijke helft van Europa, maar niet de meest zuidelijke delen. Naar het oosten toe bereikt het verspreidingsgebied de Kaukasus en een zuidwestelijke voorpost is Marokko. Naar het noorden toe reikt het areaal thans tot het midden van Engeland, loopt dwars door Nederland en Duitsland in de richting van de Zwarte Zee. Het is een soort die als kalkindicator te beschouwen is en komt vooral voor in de kalkrijke duinen tot aan Heemskerk in het noorden. Ook in Zuid-Limburg en aansluitend gebied in België tref je de struik aan en in de buurt van Winterswijk is eveneens een natuurlijke groeiplaats.

De plantensoort 'Wilde liguster' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Is Wilde liguster een wintergroene struik?

Onder zeer gunstige omstandigheden, dus wanneer er nauwelijks sprake is van echte stevige vorstperiodes, wordt de plant als semi-wintergroen omschreven. In wat we normale winters plegen te noemen, dus winters met een aanmerkelijke vorstperiode, verliest de struik zijn blad, wel is het zo dat het blad nog lang aan de plant kan blijven. Dat is zeker nog het geval in de periode dat de vruchten gevormd worden. Ook kent de plant een periode van “herfstkleur”.

Een kweekvorm, de Haagliguster, L. ovalifolium Hassk., wordt veelvuldig gebruikt om aan te planten in tuinhagen; deze wijkt af door de vorm van de bladeren die meer ellipsvormig zijn, hooguit langwerpig, drie maal zo lang als breed, en nog langer aan de struik blijven zitten dan bij de Wilde liguster. De jonge takken zijn kaal. Ook zijn de bloemen enigszins afwijkend van de wilde vorm, de kroonbuis is namelijk tot zo'n 6 mm lang. De bessen aan de gekweekte soorten blijven vaak groen en worden soms zwart. Dat zie je maar zelden, omdat de haagliguster veelvuldig wordt gesnoeid door de tuinbezitters. De struiken lijden niet onder dit veelvuldig snoeien. Oorspronkelijk is deze gekweekte Haagliguster afkomstig uit Japan.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van de Wilde liguster verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3:  84-85.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Duistermaat, L (2020) Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 631.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 944.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Ligústrum vulgáre.