Video Determinatie

Knoopkruid - Centaurea jacea

In de tweede helft van de lente zien we in onze graslanden, bermen en dijkhellingen de paarsrode bloemhoofdjes van Knoopkruid of Centaurea jacea. Hun bloei gaat soms wel door tot in de herfst. Een gemakkelijk herkenbare eigenschap van Knoopkruid is de vorm van de omwindselblaadjes die onder om het bloemhoofdje zitten. Ze beginnen aan de voet als gewone groene tamelijk smalle blaadjes en boven de versmalling gaan ze over in een donkerbruine tot zwarte schub met vele stekels. Het lijkt wel een spinnetje.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Knoopkruid of Centaurea jacea L. hoort tot de Composietenfamilie en is een zeer algemeen voorkomende kruidachtige plant. De soort is aan te treffen in diverse graslandmilieus en siert bermen en dijkhellingen.

De soort heeft een grote vormenrijkdom en varieert in grootte van 10 tot 120 cm. Het is een dof groene overblijvende zomer- en herfstbloeier die een wortelstok heeft en min of meer rechtopstaande of opstijgende soms vertakte stengels. Aan de basis tref je een rozetachtige structuur aan, waaruit bovengrondse uitlopers kunnen ontspringen aan wier einde weer nieuwe rozetten ontstaan, die dan wortelen. Er kan zich zo een soort heksenkring vormen van jonge planten rond de moederplant. Een vorm van vegetatieve vermeerdering.

Stengels en bladeren zijn kaal maar kunnen soms spinragachtig behaard zijn. De bladeren zijn van lijnlancetvormig tot eirond of ruitvormig. Ze zijn gaafrandig tot bochtig veervormig gespleten. De rozetbladeren zijn wat breder dan de stengelbladeren, asymmetrisch en meestal min of meer getand.

De hoofdjes met de paarsrode bloemen staan eindelings aan de stelen. Het omwindsel van Knoopkruid is heel opvallend. De groene omwindselbladen versmallen naar boven toe heel duidelijk en het bovenste weer verbrede deel is donkerbruin tot zwart van kleur en kan van gaaf tot sterk kamvormig ingesneden zijn. In de hoofdjes staan geen lintbloemen; er zijn alleen buisvormige bloemen. Soms vind je aan de rand van de hoofdjes trompetvormige stralende bloemen, maar ze kunnen ook ontbreken; ook dit zijn in feite uitgegroeide buisvormige bloemen. Op de bloemhoofdjesbodem tussen de bloemetjes staan stroschubben. De nootjes kunnen voorzien zijn van een pappus van borstelharen. Ze bloeien van juni tot in de herfst.

MM_110520

Laatste wijziging 140711

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Centaurie - Centaurea
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.10 - 1.20 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
rood, paars
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
composietenbloem, buisvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
geribd of geribbeld, rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
eirond, lancetvormig
Bladrand:
veerspletig
Ondergronds deel:
rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

Knoopkruid komt van nature in vrijwel heel Europa voor en is ingevoerd in Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland.Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland

16 Klasse der Matig voedselrijke graslanden

16Ba2 Associatie van Grote pimpernel en Weidekervel

19Aa4 Associatie van Betonie en Gevinde kortsteel

De plantensoort 'Knoopkruid' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Uit pollenonderzoek is bekend dat Knoopkruid sinds de laatste IJstijd in Nederland voorkomt.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Knoopkruid, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 146.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 621. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 691.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1099.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Centauréa jacéa.

In het Duitse spraakgebied: Wiesen-Flockenblume, Korbblütergewächse.