Knikkend tandzaad - Bidens cernua

Een eenjarige kruidachtige oeverplant met tegenoverstaande bladeren die niet zijn samengesteld of diep ingesneden is Knikkend tandzaad, Bidens cernua. De hoofdjessteel is zowel tijdens de bloei als de vruchttijd gebogen, waar de soort zijn naam aan dankt. De smalle, gezaagde bladeren zitten aan de stengel en zijn aan de voet zelfs vergroeid.

Een eenjarig tandzaad, dat ook aan oevers van sloten aan te treffen is, is Knikkend tandzaad, Bidens cernua L. uit de Composietenfamilie of Asteraceae. Het kenmerk om de tandzaden als geslacht te onderscheiden van de andere soorten en geslachten in de Composietenfamilie zijn de op de zaden geplaatste tanden met weerhaakjes. Deze tanden kun je vergelijken met het pappus dat je bij andere soorten aantreft. Zowel de tanden als het pappus spelen een belangrijke rol bij de verspreiding van het zaad, ofwel door de wind (en dan noemen we dat anemochoor), ofwel door dieren als het zaad met de tanden blijft hangen in bijvoorbeeld de vacht (dit noemen we zoöchoor).

Op de penwortel ontwikkelt zich een rechtopstaande stengel die onvertakt is behalve boven in de plant in de bloeiwijze. De stengel blijft bijna altijd lichtgroen van kleur. Knikkend tandzaad heeft smalle langwerpige bladeren die langs de hele middennerf bladmoes hebben. Ze hebben dus geen vrije bladsteel maar een gevleugelde bladsteel en daardoor zitten ze dan ook tegenover elkaar aan de rechtopstaande stengel. Zelfs kun je, als je heel precies kijkt, zien dat de bladvoeten enigszins om de stengel heen zijn samengegroeid. 

Boven in de plant staan de hoofdjes alleen op een hoofdjessteel, die op de hoofdstengel en op de vertakkingen staan. Deze vertakkingen staan in de oksels van de bovenste bladeren. De hoofdjessteel is gebogen waardoor de hoofdjes knikken. Daar dankt de plant zijn Nederlandse naam aan. Elk hoofdje heeft een dubbel omwindsel, waarbij de blaadjes van het buitenomwindsel naar buiten staan en de blaadjes van het binnenomwindsel rechtop om de bloemen. Knikkend tandzaad heeft vaak, maar niet altijd, een aantal lintbloemen, die goudgeel van kleur zijn; ze zijn 10 tot 15 mm lang en rond de 5 mm breed. De grove tanden van de gezaagde bladrand wijzen naar voren.

De onderstandige vruchtbeginsels groeien uit tot nootjes en deze hebben vier tanden, die ongeveer gelijk van lengte zijn. Aan de voet van elke buisbloem en dus later van elk nootje staat een stroschub die ongeveer even lang is als nootje met tanden.

MM_201028

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Tandzaad - Bidens
Plantvorm:
oeverplant
Plantgrootte:
0.20 - 0.90 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
lintvormig, buisvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
tegenoverstaand en kruisgewijs
Bladvorm:
langwerpig
Bladrand:
gezaagd
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschappen:

Het areaal van Knikkend tandzaad is het gematigde gebied van het noordelijk halfrond en in de veenstreken van Nederland is het vrij algemeen; het staat in slootoevers en in natte weilanden. Elders is het echter behoorlijk zeldzaam.

De plantensoort 'Knikkend tandzaad' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De Tandzaden hebben enkel buisbloemen in hun hoofdje, maar Knikkend tandzaad kan daarop de uitzondering zijn die de regel bevestigt. Meestal heeft ook Knikkend tandzaad geen lintbloemen, maar er komen planten voor die wel lintbloemen hebben. Dan zijn er meestal acht, nogal brede lintbloemen aanwezig met een goudgele tot bruingele kleur. Deze lintbloemen zijn dan ongeveer een cm lang.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Knikkend tandzaad, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 59-60.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Duistermaat, L (2020) Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 723-724.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1069-1070.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Bídens cérnua.