Video Determinatie

Kleine veldkers - Cardamine hirsuta

Vroeg in het voorjaar, soms zelfs nog in de winter bloeit een aantal soorten uit de Kruisboemenfamilie. De Kleine veldkers, Cardamine hirsuta, heeft een polvormige groeiwijze door het grote aantal bladeren dat in een rozet staat. Uit die rozet ontwikkelen zich de stengels met aan hun eind een trosvormige bloeiwijze met kleine witte bloemen. Al snel groeien de vruchten uit. Deze relatief lange en smalle hauwen steken dan boven de bloeiwijze uit. De bladeren zijn oneven geveerd. De plant heeft hier en daar wat rechte haren.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Vroeg in het voorjaar kun je al een flink aantal bloeiende plantensoorten aantreffen. Bij de Kruisbloemenfamilie gaat het om een aantal soorten die relatief klein blijven, maar, omdat de bloemetjes vaak goed opvallen tegen de donkergroene achtergrond van de bladeren, zijn ze niet over het hoofd te zien. Eén van deze kruiden is de Kleine veldkers, Cardamine hirsuta L., een eenjarige plantensoort die vaak op braakliggende akkers en wegranden te vinden is.

Het zaad van de Kleine veldkers kiemt meestal laat in het jaar, in de herfst, en vormt dan een kleine rozet die overwintert. De bladeren die de rozet vormen zijn oneven geveerd met soms een behoorlijk aantal van tegenover elkaar staande deelblaadjes, die de vorm van een ruit hebben. Het deelblaadje aan de top van het blad is meestal het grootste van alle deelblaadjes. De rand van de deelblaadjes is gaaf, soms een beetje gelobd. Wel vind je er een aantal rechte haren op. Die haren zitten ook onder aan de bladsteel. Deze steel is wat verbreed naar de aanhechtingsplaats op de hoofdwortel, maar heeft geen oortjes. Aan het eind van de winter komt er een aantal stengels te voorschijn die eindigen in een tros met bloemen. Aan deze kale stengels zit meestal tenminste een blad, tot bij de grotere planten hoogstens drie of vier. Ook de stengelbladeren zijn oneven geveerd. De planten krijgen dan, mede door het grote aantal rozetbladeren, de vorm van een polletje.

De min of meer rechtopstaande stengels eindigen in een trosvormige bloeiwijze met kleine kruisvormige bloemetjes. De bloemen hebben vier kelk- en kroonbladen. De kelkbladen zijn tamelijk smal en spits; de witte kroonbladen zijn ongeveer twee maal zo lang als de kelkbladen. Zelden zijn de kroonbladen 5 mm lang, meestal halen ze die lengte niet. Opmerkelijk is dat het aantal meeldraden afwijkt van het aantal zes, dat normaal is bij de bloemen van de Kruisbloemenfamilie. Vaak zijn er maar vier te vinden in de bloem en deze zijn dan allemaal even lang. Soms kun je nog wel een vijfde vinden. Het bovenstandig vruchtbeginsel heeft een stijl met stempel. Na bevruchting, vaak is er sprake van zelfbevruchting doordat pollen of stuifmeel uit de meeldraden op het stempel komt, groeit het uit tot een ongeveer 2 cm lange min of meer rechte hauw. De hauwen steken ruim boven de bloeiwijze uit, ze zijn enigszins afgeplat van vorm en hebben bijna geen snavel.

Omdat de plant zo vroeg bloeit en zaad zet, zie je vaak in de loop van het jaar nog nieuwe generaties opkomen, maar deze blijven dan wat miezerig van formaat.

De Kleine veldkers is nauwe familie van de Pinksterbloem, Cardamine pratensis, maar dan wel een klein blijvend familielid in vergelijking met de Pinksterbloem. De eenjarige soort groeit graag op open, wat vochtige tot droge zandgrond, zoals bewerkte akkers, wegbermen en dijkvoeten. Maar je vindt de soort ook in (moes)tuinen, plantsoenen en in de duinen en zelfs op het zand in de zeereep.

MM_140226

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Veldkers - Cardamine
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.30 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
wit
Bloeiwijze:
tros
Bloemvormen:
viertallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
4 kelkbladen, 4 kroonbladen
Meeldraden:
4 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
hauw
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstanden:
rozet, verspreid
Bladvormen:
oneven geveerd, samengesteld
Bladranden:
gelobd, gaaf
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied of areaal van de Kleine veldkers omvat van oorsprong Europa en Azië. Maar het is gebleken een cultuurvolger te zijn en door de activiteiten van de mens, met name de landbouw, is de soort nu over de hele wereld te vinden. Het is thans een kosmopolitische soort. In Nederland was ze vroeger minder te vinden in het oosten en zuiden van het land, maar ook daar, zoals onze vondst in het Jekerdal bij Maastricht aanduidt, is de soort nu algemeen te vinden. De Kleine veldkers groeit op drogere plaatsen dan de andere Veldkerssoorten, waaronder de Pinksterbloem. Ze staat op droge, soms wat vochtige zanderige bodem, waarin wat humus, klei of veen vermengd is. Daardoor is de open, zandige bodem toch redelijk voedselrijk. Je vindt de soort nu op dijkbermen, in plantsoenen, (moes)tuinen en op akkers. Van nature is het een soort van de duinen op hellingen en tegen struweelranden. Dat blijkt ook uit de beschrijving in de Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland van Schaminée, J. et al. (2010) van de plantengemeenschap in de duinen waarin de soort een kensoort is van de

33Aa1 Associatie van Fijne kervel en Winterpostelein

De plantensoort 'Kleine veldkers' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De bloemen van plantensoorten uit de Kruisbloemenfamilie staan erom bekend dat ze meestal 6 meeldraden hebben waarvan er vier even lang zijn en twee korter dan de vier lange. De twee korte meeldraden staan niet vóór de kroonbladen ingeplant, maar precies tussen twee kroonbladen. Bloemen waarbij qua lengte twee typen meeldraden voorkomen noemen we "machtig". Bloemen uit de Kruisbloemenfamilie zijn derhalve in beginsel viermachtig. De Kleine veldkers is een van de uitzonderingen op deze voor de Kruisbloemenfamilie geldende regel. Immers de kleine meeldraden ontbreken allebei, en dan vind je enkel vier lange meeldraden in de bloem, of er is slechts één kleine meeldraad te vinden en dan zijn er vijf meeldraden.

"In de wetenschappelijke naam van de Veldkers, Cardamine hirsuta, betekent het woord ""hirsuta"" behaard. Enige beharing is te vinden aan de plant, aan de bladeren en bladstelen en ook wel op de kelkbladen, maar opvallend behaard is de plantensoort zeker niet."

De Kleine veldkers lijkt heel erg veel op de Aziatische veldkers, een soort die nog niet zolang in Nederland bekend is. In februari 2014 werd op onderzoek aan deze soort gewezen door plantkundigen van Naturalis en FLORON. De soort is overigens al in 2009 in Nederland gevonden en gemeld. Deze Aziatische veldkers (voorlopige wetenschappelijke naam: Cardamine occulta) lijkt erg veel op de Kleine veldkers en de Bosveldkers en is aangevoerd via de internationale handel in planten. Het lijkt erop dat ze een voorkeur heeft voor de stedelijke omgeving (zie Florajournaal van Nils van Rooijen van 17 februari 2014). De Aziatische veldkers heeft 6 meeldraden en vormt geen rozet (Verslag Vroege Vogels, 6 februari 2014, L. Duistermaat, Naturalis)

Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Kleine veldkers en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 28.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 423. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 483.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 501 en 525.

Denters, T.  (2020) Stadsflora van de Lage Landen, Fontaine Uitgevers: 206.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Cardámine hirsúta.