Groot blaasjeskruid - Utricularia vulgaris

Er is een klein aantal plantensoorten dat in een zodanig mineraalarm milieu leeft dat deze planten in de loop van de evolutie mechanismen ontwikkeld hebben om op een slimme manier aan de benodigde mineralen en noodzakelijke stoffen te komen. Ze hebben daartoe een soort kannibalisme ontwikkeld en vangen dieren om die te verteren. Landplanten die we kennen en die dit mechanisme ontwikkeld hebben zijn Zonnedauwsoorten en Vetblad. Groot blaasjeskruid, Utricularia vulgaris, daarentegen is een waterplant met dooiergele tweezijdig symmetrische bloemen die zwemmende kleine waterdiertjes zoals watervlooien vangt.

Blaasjeskruiden uit de Blaasjeskruidfamilie of Lentibulariaceae zijn overblijvende, drijvende, waterplanten. Ze missen een wortelstelsel. De bladeren staan verspreid aan de stengel en bestaan uit lijnvormige slippen. Sommige van de blad-aanzetten ontwikkelen zich tot bol- of eivormige blaasjes. De naam Utricularia is afgeleid van utriculus (Latijn), dat zakje betekent.

Bij Utricularia vulgaris, Groot blaasjeskruid, is de vertakte, onder het wateroppervlak zwevende, plant vrij fors en kan van enkele tientallen centimeters tot wel twee meter groot zijn, waarbij de hoofdas horizontaal in het water drijft. De plant is gemiddeld groen en kan via zijn sterk vertakte stengel en bladslippen voedingsstoffen opnemen uit het omringende water. Omdat in zijn milieu niet alle stoffen in voldoende mate aanwezig zijn kan het dieet aangevuld worden door het vangen van (kleine) waterdieren.

Nu komt het spannende deel van deze plant. Met de blaasjes worden namelijk prooien gevangen zoals kleine kreeftjes (watervlooien), muggenlarven, raderdiertjes en eencelligen. Hoe dat in zijn werk gaat wordt in de video van het nauw verwante Loos blaasjeskruid uitgelegd.

Ieder blaasje heeft een opening die wordt afgesloten door een klep. Deze kan naar binnen openen en niet naar buiten. Binnen het blaasje heerst een onderdruk. Wanneer een kleine waterbewoner de omgeving van het blaasje nadert wordt de klep gestimuleerd om te openen. Er wordt een sein gegeven via aanraking van een van de voelharen die op de buitenkant van de klep groeien. De wanden van het blaasje expanderen en zuigen water naar binnen, waarmee de prooi meegezogen wordt. Na ongeveer een half uur is de inhoud verteerd en wordt het vangmechanisme hersteld. Sterharen aan de binnenzijde van de blaaswand spelen een rol bij de absorptie van water waardoor het blaasje weer in onderdruk positie komt te staan.

Blaasjeskruiden sterven in de winter af, maar niet nadat winterknoppen zijn gevormd, deze worden turionen genoemd. Dit zijn een soort compacte planten met een verdikte stengel en bladophopingen die in de loop van het najaar gevormd worden. Nadat de rest van de plant is verdwenen zakken deze winterknoppen naar de bodem waar ze overwinteren.

Bloei treedt bij Groot blaasjeskruid op vanaf juni. Aan de bloeiwijze tak ontwikkelt zich een bebladerde zijtak die als een balancerend orgaan voor de bloemstengel fungeert. De tweezijdig symmetrische bloem, die naar achteren een spoor draagt, heeft twee kelk- en kroonbladen. De twee kelkbladen lijken wel op een geopende vogelbek; de kleur van de kelk is rood tot chocoladebruin. De kroonbladen zijn dooiergeel met een roodbruine tekening op de welving van de onderlip. Het enige deel van de plant dat boven water uitsteekt is de bloemstengel met een tros van enkele bloemen. Een onderscheid tussen de bloemen van Groot blaasjeskruid en Loos blaasjeskruid is goed te maken. De kleur van de kroonbladen van Groot blaasjeskruid is dooiergeel, terwijl die van Loos blaasjeskruid geel, dus wat lichter, is. Ook de vorm van de bloemen verschilt: bij Groot blaasjeskruid is de bovenlip ongeveer evenlang als de knobbel, het zogenaamde gehemelte, van de onderlip en drukt er tegenaan, terwijl bij Loos blaasjeskruid de bovenlip bijna tweemaal zo lang is als de knobbel van de onderlip en de bovenlip sterk afstaat van die knobbel in de onderlip. Daar komt nog bij dat de onderlip van Groot blaasjeskruid zadelvormig met omlaag geslagen zijdelen is; eveneens een duidelijk verschil met Loos blaasjeskruid. 

Bij bestuiving kunnen alleen wat zwaardere insecten (hommels, bijen, zweefvliegen) de onderlip voldoende omlaag duwen. Na de bloei kromt de bloemsteel (nu vruchtsteel) omlaag en er is een rijkelijke vruchtzetting; dit in tegenstelling tot bij Loos blaasjeskruid. 

Groot blaasjeskruid komt voor in wat voedselrijke wateren, zowel in veengebieden als in het rivierlandschap.

GBMM_211206

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Blaasjeskruid - Utricularia
Plantvorm:
waterplant
Plantgrootte:
0.25 - 1.75 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, oranje
Bloeiwijze:
tros
Bloemvormen:
tweelippig met spoor, tweezijdig symmetrisch
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
2 kelkbladen, 2 kroonbladen
Meeldraden:
2 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
-
Stengel:
glad
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
lijnvormig, rond, dubbel geveerd
Bladrand:
gaaf
Ondergrondse delen:
geen, afwezig
Plantengemeenschappen:

Het areaal van Groot blaasjeskruid omvat de gematigde en koele zone van het noordelijk halfrond. Het is wat meer te vinden in wat mineraalrijkere wateren dan de andere Blaasjeskruiden. Zijn aanwezigheid duidt op een mindere voedselrijkdom en vervuiling dan tegenwoordig vaker het geval is. Het is een goed teken wanneer je Groot blaasjeskruid aantreft in kleiputten, zoals bijvoorbeeld in de Groenlanden bij Nijmegen, of in veenplassen en in wateren in het rivierengebied.

De plantensoort 'Groot blaasjeskruid' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Uniek zijn de Blaasjekruiden vanwege hun manier om kleine kreefjes, raderdiertjes, watervlooien en eencelligen te vangen en te verteren. De werking van de vangblaasjes is ingenieus en wordt verduidelijkt in de video van Loos blaasjeskruid.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Groot blaasjeaskruid verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 248-249.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk:

Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 628.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Utriculária vulgáris