Asperge - Asparagus officinalis

Asperge, Asparagus officinalis, kennen we vrijwel allemaal als een eetbare plant, waarvan met name de zich ontwikkelende stengel goed eetbaar is. Als de plant de kans krijgt om uit te groeien, wat uiteraard bij de verwilderde exemplaren altijd het geval is, kan de stengel tot twee meter hoog worden. Hij vertakt heel sterk en de laatste vertakkingen zijn naalddun en hooguit 3 cm lang. Deze vertakkingen worden wel aangezien voor de blaadjes, maar de bladeren zijn schubvormig en tegen de stengel aangedrukt. De klokvormige wit- tot groenachtige bloemen zijn eenslachtig en de vrouwelijke ontwikkelen bessen die eerst groen later rood kleuren.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Asperge, Asparagus officinalis L. uit de Aspergefamlie of Asparagaceae, is een meerjarig kruid met een uitgebreid ondergronds netwerk van wortelstokken waaruit de vele vlezige stengels ontspruiten. Deze stengels groeien uit tot een hoogte van wel 2 meter en vertakken heel sterk. De eindvertakkingen zijn naalddunne op bladeren lijkende korte stekelachtige takjes. Ze worden in de wandelgangen door mensen blaadjes genoemd maar heten officieel cladodia of phyllocladiën (dat vertaald wordt als taksprietjes). Ze zijn derhalve homoloog aan takken. Bladeren ontbreken overigens niet aan de stengels maar zijn driehoekig en schubvormig en tegen de stengels aangedrukt. Ze zijn niet groen van kleur en hebben een stekel op hun rug.

Asperge is een tweehuizige plant, wat inhoudt dat een plant óf alleen maar mannelijk bloeiende bloemen produceert óf alleen maar vrouwelijk bloeiende. De bloemen staan aanvankelijk rechtop maar gaan al snel hangen. Ze staan alleen en hebben een bloemdek dat uit twee maal drie bloemdekbladen bestaat. De kleur van de bloemdekbladen is wit- tot geel- tot lichtgroenachtig van kleur.  De klokvormige bloemen aan de mannelijk bloeiende planten hebben zes meeldraden, waarvan de helmknoppen naar binnen toe openspringen. Aan de vrouwelijk bloeiende planten hebben ze een bovenstandig vruchtbeginsel met een stijl en stempel, dat na bestuiving en bevruchting uitgroeit tot een aanvankelijk groene bes die later bij het rijpen naar rood kleurt.

Vrouwelijke planten zijn later in het jaar te herkennen aan deze bessen. Aan mannelijke planten ontbreken deze. Asperge wordt veel gekweekt, maar verwildert ook en komt dan in onze natuur terecht.

MM_211023

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Asperge - Asparagus
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.15 - 2.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, lichtgroen, witachtig
Bloeiwijze:
alleenstaande bloem
Bloemvormen:
klokvormig, bloemdek
Bloemtype:
eenslachtig
Bloembladen:
3 bloemdek (kelkbladen), 3 bloemdek (kroonbladen)
Meeldraden:
6 meeldraad
Vruchtbeginsel:
-
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
bes
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
schubvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
vlezig rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

Van oorsprong omvat het areaal of verspreidingsgebied van Asperge Europa, het noorden van Azië en het noorden van Afrika. De soort komt vooral voor op zandgrond en gedijt ook heel goed op zandig, lemige gronden zoals we die onder meer in het midden en noorden van de provincie Nederlands-Limburg kennen. Daar wordt al vanouds Asperge in cultuur gebracht en gekweekt. Het wordt hier, vanwege de witte kleur van de spruiten die geoogst worden voordat ze de aspergebedden uitgroeien en aan het licht worden blootgesteld, waardoor ze chlorophyl of bladgroen gaan produceren en groen van kleur worden, het 'Witte goud' genoemd. Dit in tegenstelling tot de steenkool die in Zuid-Limburg werd gewonnen en het 'Zwarte goud' heette.

De plantensoort 'Asperge' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Twee ondersoorten

De voor consumptie veel gekweekte Asperge, Asparagus officinalis subsp. officinalis L., wordt ter onderscheiding van de ondersoort Liggende asperge wel Tuinasperge genoemd. Tuinasperge lijkt in veel opzichten van de inheemse wilde Asperge en is daar moeilijk van te onderscheiden.

De tweede ondersoort, Liggende asperge, A. officinalis subsp. prostratus (Dumort) Corb., heeft in tegenstelling tot de inheemse wilde Asperge en de ondersoort Tuinasperge tegen de bodem aangedrukte liggende stengels en taksprietjes die hooguit 5-10 mm lang zijn. De soort is zeldzaam en staat op de rode lijst als doelsoort vermeld. Hij komt sporadisch voor in de duinen op droge zandige plekken en vaak in de buurt van bebouwing. De functioneel vrouwelijk planten kunnen zonnige duinhellingen met hun rode bessen in de herfst sieren.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Asperge, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 304.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 119. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 130.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 329. In deze flora is de Asperge nog ingedeeld in de Leliefamilie.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Aspáragus officinális subsp. officinális