Reis mee door onze flora. Een in ondiep stromend water groeiende, kale plantensoort met trossen met witte niet al te grote bloemen is Witte waterkers (SL0860) uit de Kruisbloemenfamilie
Reis mee door onze flora. De Bleke klaproos uit de Papaverfamilie heeft een bleekrode tot oranjerode kleur en vrijwel geen zwarte vlekken onderin de kroon. Deze soort is ingedeeld bij de hoofdgroep Ranonkelachtigen.
Reis mee door onze flora. In lichte bossen kun je Gladde witbol (SL0632) uit de Grassenfamilie aantreffen, die opvalt doordat er op de knopen een manchet van haren staat. Deze soort is ingedeeld bij de hoofdgroep Grasachtigen.
Reis mee door onze flora. Kruisdistel (SL0485) uit de Schermbloemenfamilie. In ons rivierengebied en in de Delta in Zuidwest Nederland vind je een distelachtige plant die tot de familie van de Schermbloemen behoort.
Reis mee door onze flora. Moederkruid (SL0320) uit de Composietenfamilie. Moederkruid is al in de Oudheid bekend als medicinale plant. Ze werd toen al gekweekt, omdat ze gebruikt werd om weeën op te wekken.
Reis mee door onze flora. In drogere gras- en hooilanden waar vaak veel kleurige soorten planten staan vallen in de zomer, de grijze sterk behaarde bloeiwijzen op van Hazenpootje uit de Vlinderbloemenfamilie.
Reis mee door onze flora. Moerasdroogbloem (SL0589) uit de Composietenfamilie. De krans of stervormige bloeiwijze van Moerasdroogbloem heeft in de verte wel wat van de Edelweiss.
Reis mee door onze flora. Een tamelijk groot en grof gras is Kropaar (SL0390) uit de Grassenfamilie, die tijdens de bloei heel goed te herkennen is aan de grote bloeiwijze waarin kluwenvormig samengetrokken aartjes met veel bloemetjes staan. Deze soort is ingedeeld bij de hoofdgroep Grasachtigen.
Reis mee door onze flora. Witte klaver uit de Vlinderbloemenfamilie bloeit van mei tot in de herfst met witte bloemen en is een belangrijke bron van nectar voor honingbijen, die voor de bestuiving zorgen.
Reis mee door onze flora. Gelderse roos uit de Muskuskruidfamilie. De struik komt voor in duinstruwelen, struweelranden en loofbossen waarvan de bodem goed vochtig is, maar niet blijvend doornat.