Video Determinatie

Stinkende gouwe - Chelidonium majus

Op allerlei plekken waar gerommeld wordt bijvoorbeeld op stoepen tegen muren, maar ook langs beschaduwde bosranden kunnen de opvallende gele bloemen gevonden worden van de Stinkende gouwe, Chelidonium majus. In de verte lijken de bloemen wel op Kruisbloemen, wat nog versterkt wordt door de langwerpige vorm van de vruchten, die sterk op hauwen lijken. Maar het gaat echt om deze soort als uit de stengel of een afgebroken blad oranjegeel melksap komt.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Stinkende gouwe, of Chelidonium majus L., hoort tot de Papaverfamilie. Het is een zeer algemeen voorkomende soort die direct opvalt door de gele bloemen en het feit dat de plant bij afbreken van de stengel of een blad een oranjegeel melksap afgeeft.

De bloemen staan met 2 - 6 bij elkaar in een soort scherm. De heldergele kroonbladen zijn gelijk van vorm en geven de bloem een regelmatige vorm. De twee kelkbladen zijn vrij, maar vallen snel af. De helmdraden zijn naar boven verbreed. Het bovenstandig vruchtbeginsel heeft een stempel dat tweelobbig is. Het groeit uit tot een lange veelzadige doosvrucht, die bij eerste beschouwing lijkt op een hauw, zoals we die vinden bij de Kruisbloemenfamilie. De bloei begint in mei en loopt door tot in de herfst.

De stengel en bladeren zijn verspreid behaard. De opvallende bladeren zijn van onderen enigszins blauw van kleur. Ze zijn oneven geveerd of diep veerdelig en de top is drielobbig. De bladrand is gekarteld. De plant kan tot zo'n 60 - 90 cm groot worden.

De algemeen voorkomende soort vind je op licht beschaduwde voedselrijke plekken langs struweelranden en op omgewerkte grond in stedelijke gebieden en soms zelfs op muren. Ook komt ze voor in lichte loofbossen, in struikgewas langs de rivieren en in de binnen duinen. Minder algemeen tot zeldzaam is de soort in het noorden van Noord-Holland, de IJsselmeerpolders en Drenthe, Groningen en Friesland.

MM_111018

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Chelidonium - Chelidonium
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.60 - 0.90 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
scherm
Bloemvormen:
viertallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
2 kelkbladen, 4 kroonbladen
Meeldraden:
20 of meer
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
dopvrucht, op een hauw lijkend
Zaden:
-
Stengel:
behaard
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
ingesneden
Bladrand:
gekarteld
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Stinkende gouwe is een echte pioniersoort die op diverse plekken kan groeien en zich handhaven. Het zijn altijd plekken waar veel voedingsstoffen in de bodem zitten, die van droog tot nat kan variëren. Natuurlijke standplaatsen zijn randen van struwele en bossen, half beschaduwd, maar de soort past zich ook goed aan aan de mens. Je vindt de soort dan ook op ruderale plekken waar bijvoorbeeld huisdieren worden uitgelaten langs muren in stegen en tuinen, plantsoenen en taluds. Het is een soort die in vrijwel heel Europa is te vinden van het Middellandse Zeegebied tot in Scandinavië maar het areaal spreidt zich ook uit over Midden- en Noord-Azië.

Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, plaatsen Stinkende gouwe in de

33Aa4 Associatie van Look-zonder-look en Dolle kervel

De plantensoort 'Stinkende gouwe' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Opvallend van Stinkende gouwe is het oranjegele melksap, dat meteen vrijkomt als de plant wordt beschadigd. Vroeger werd dit sap wel gebruikt voor de bestrijding van oogziekten; de oude Nederlandse benaming "Ogenklaar" duidt daarop. De vrucht lijkt sterk op een hauw, dat is de vrucht van de Kruisbloemenfamilie, maar als je de vrucht opent is er geen zogenaamd "vals" tussenschot tussen de zaden te zien. De zaden worden door mieren verspreid; ze worden aangetrokken door de witte "zaadsluier" die aan de zaden zit.

Nadere informatie over de ecologie van Stinkende gouwe en meer over de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 263.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 264. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 302.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 494.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Chélidonium május