Video Determinatie

Goudzuring - Rumex maritimus

Na de bloei is Goudzuring, Rumex maritimus, goed te herkennen aan de geelgouden knobbels op de goudbruine vruchtkleppen. Aan die vruchtkleppen zitten bovendien zeer lange tanden, die langer zijn dan de knobbels op de vruchtkleppen. De bloemen zijn tweeslachtig en zitten met groepen bij elkaar, die in de verte wel wat lijken op schijnkransen. Verder vind je tot boven aan de trosvormige bloeiwijze toe smalle bladeren verspreid staan onder die groepen van bloemen.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Onder de Zuringsoorten is de Goudzuring, Rumex maritimus L., uit de Duizendknoopfamilie te herkennen als een echte pioniersoort die na de bloei opvalt door de goudgele vruchten.

De soort vestigt zich op natte bodems, die bijvoorbeeld na inpoldering als drooggevallen gronden te herkennen zijn. In de Flevopolders is zij destijds een van de eerste massaal optredende plantensoorten geweest. In dynamische door rivieren beïnvloede pioniersituaties hoort zij ook tot de soorten die als eerste zich kunnen vestigen als de bodem tenminste enig slib bevat. Ook op opgespoten terrein vestigt zich de Goudzuring erg snel.

De een- of tweejarige planten kunnen tot een halve meter hoog worden. Hun kleur neigt naar goudachtig groen. De bloeiwijze die zich boven aan de stengels ontwikkelt is een tros, maar opvalt dat in de hele tros tot boven aan toe tussen de op schijnkransen lijkende groepen bloemen steeds smalle bladeren staan. Ze lijken schutbladeren te vormen onder de groepen bloemen.

De bladeren zitten verspreid aan de stengel en op de aanhechtingsplaats tref je een tuitje aan om de stengel. Dit tuitje zou evolutionair vergelijkbaar zijn met steunbaadjes.

De tweeslachtige bloemen hebben een bloemdek dat niet groter is dan 3,5 mm en na de bloei groeien de bovenstandige vruchtbeginsels uit tot nootjes die binnen de vruchtkleppen zitten. Deze vruchtkleppen zijn de drie binnenste bloemdekbladen. In de vruchttijd zijn de bloemsteeltjes opvallend dun. De vruchtkleppen vallen op door hun smalle lange knobbels maar vooral door de zeer lange vruchtkleptanden. De langste vruchtkleptanden zijn altijd langer dan de knobbels. Dit onderscheidt de Goudzuring van de Moeraszuring die ook lange vruchtkleptanden heeft, maar die zijn hooguit even lang als de knobbels op de vruchtkleppen. De knobbels op de vruchtkleppen zijn aanvankelijk geelachtig groen, maar tijdens de verdere rijping worden ze goudgeel. Daaraan dankt de soort de huidige Nederlandse naam Goudzuring.

In de laagveen- en rivierkleigebieden is de soort algemeen. Op terreinen die tot ver in de zomer onder water staan en dan pas droogvallen blijven de jonge planten erg klein.

MM_131120

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Zuring - Rumex
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.50 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
groen, rood
Bloeiwijzen:
schijnkrans, kluwen, tros
Bloemvormen:
meertallig (zestallig of meer), regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
3 bloemdek (kelkbladen), 3 bloemdek (kroonbladen)
Meeldraden:
6 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
3
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
hol, geribd of geribbeld, rechtopstaand, kantig
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
lancetvormig, langwerpig
Bladranden:
gaaf, gegolfd
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied van de Goudzuring omvat de gematigde en subtropische streken van de hele wereld. Ze komt in Nederland voor langs de grote rivieren, langs slootkanten en is algemeen in de zeeklei en laagveengebieden van Groningen, Friesland, Holland. Het verspreidingsgebied in België sluit hierbij aan, maar daar is de soort minder algemeen. Met de lange tanden aan de vruchtkleppen blijft een vrucht gemakkelijk aan d evacht van dieren hangen. Dat helpt bij de verspreiding van de soort. De knobbelds op de vruchtkleppen zorgen ervoor dat een vrucht op het water blijft drijven. Daardoor kan er ook verspreiding van de soort via het water plaatsvinden. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt Goudzuring beschreven als een kensoort of belangrijke begeleidende soort van de

29 Tandzaad-klasse

29Aa Tandzaad-verbond

29Aa2 Associatie van Goudzuring en Moerasandijvie

29Aa4 Slijkgroen-associatie

De plantensoort 'Goudzuring' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De wetenschappelijke naam Rumex maritimus en de oudere Nederlandse naam Zeezuring wekken de schijn dat deze zuringsoort erg met de zee verbonden is. In de praktijk blijkt de soort vooral gebonden aan onze grote rivieren en met name de uiterwaarden, aan slootkanten, opgespoten terreinen, open en natte en soms met ammoniak verrijkte gronden die door een dynamisch milieu of vertrapping door vee kunnen ontstaan. Het laat niet onverlet dat je de soort ook wel op terreinen vindt die in de buurt van havens en zee worden opgespoten, of op openvallende gronden na inpoldering, zoals we hebben kunnen zien bij de vorming van de IJsselmeerpolders in de voormalige Zuiderzee. Maar het is zeker geen echte kustplant. In de kuststreek is ze te vinden in droogvallende duinplassen.

Meer informatie over de ecologie van de Goudzuring en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 154

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 278. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 551.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 403-404. In deze flora wordt de Nederlandse naam Zeezuring gebruikt. Dit is de letterlijke vertaling van 'Rumex maritimus'

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Rúmex marítimus.