Video Determinatie

Lelietje-van-dalen - Convallaria majalis

In onze rijkere bossen, maar ook wel in de parkachtig aangelegde buitenplaatsen van landgoederen en in tuinen vind je in de maand mei vaak bloeiende exemplaren van Lelietje-van-dalen, Convallaria majalis. De trossen met witte klokvormige bloemen vallen op tussen de grote plakkaten van lancetvormige, tamelijk grote bladeren. In het najaar vind je dan vaak de rode bessen, terwijl de bladeren al aan het verwelken zijn. De bloemen verspreiden een aangename geur.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

In de rijkere loofbossen van de plantengemeenschap Beuken-Eikenbos kun je in het vroege voorjaar, als er nog geen blad aan de bomen is al grote velden aantreffen van de enigszins blauwig kleurende lancetvormige bladeren van Lelietje-van-dalen, Convallaria majalis L. uit de Aspergefamilie. Vroeger heette de plantensoort ook wel Lelietje-der-dalen en werd de soort gerekend tot de Leliefamilie.

De planten hebben meestal twee tamelijk grote langwerpige, lancetvormige bladeren, die ontspruiten aan de uiteinden van de ondergrondse wortelstokken. De gootvormige stelen van de bladeren zitten om elkaar heen waardoor het geheel op een stengel lijkt. Aan de voet van deze steelachtige structuur staan een paar vliezige schutbladeren, die mogelijk evolutionair te verklaren zijn als rudimentaire bladeren.

Binnen deze bladstructuur ontwikkelt zich de driekantige stengel, waaraan een naar één kant gerichte tros van witte bloemen zichtbaar wordt in het tweede deel van de lente in de maand mei.

De witte bloemen zijn klokvormig en de tweemaal 3 bloemdekbladen zijn met elkaar vergroeid. Aan de enigszins omkrullende bladslippen is te zien dat er in totaal 6 bloemdekbladen zijn. De bloemen hangen aan gekromde steeltjes waaraan een vliezig schutblad zit. Na bestuiving en bevruchting groeit het bovenstandig vruchtbeginsel uit tot een bes. Deze is pas in het najaar rijp en kleurt dan rood. Meestal zijn de bladeren tegen die tijd al aan het verwelken.

Lelietje-van-dalen is een geliefde tuinplant, die dan ook veel wordt aangeplant. De soort is dan ook vaak op buitenplaatsen te vinden en in grotere tuinen. Soms kan de soort zelfs de vorm aannemen van een woekeraar.

MM_130224

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Convallaria - Convallaria
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.15 - 0.30 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
wit
Bloeiwijze:
-
Bloemvormen:
klokvormig, meertallig (zestallig of meer)
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
3 bloemdek (kelkbladen), 3 bloemdek (kroonbladen)
Meeldraden:
6 vergroeid met de kroonbladen
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
3
Vrucht:
bes
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, gevuld, driekantig
Schors:
-
Bladstand:
rijdend
Bladvormen:
elliptisch, lancetvormig, langwerpig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

Lelietje-van-dalen komt in Nederland en België voor in loofbossen met een vochtige en matig voedselrijke bodem. Het zijn bossen die tot de meest soortenrijke typen horen. Ook vinden we de soort wel in duinvalleien, waar de vegetatie de neiging heeft zich naar een bos te ontwikkelen. Het is inheems in een groot deel van Europa, in het gebied van de Kaukasus en in West-Siberië. Het is ook een geliefde tuinplant. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland is beschreven dat Lelietje-van-dalen gevonden wordt in

37Ac3 Associatie van Wegedoorn en Eenstijlige meidoorn

42Aa2 Beuken-Eikenbos

De plantensoort 'Lelietje-van-dalen' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Lelietje-van-dalen is sterk aangenaam welriekend en de extracten worden dan ook gebruikt om in zeep en parfum te verwerken. Hoewel extracten van de plant ook wel als hartmedicijn gebruikt werd, is een waarschuwing op zijn plaats, omdat de plant zeer giftig is (Vries, F. de, (2010) Gevaarlijke Planten, pag. 67).

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Lelietje-van-dalen, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 297-298.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 120. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 131.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 331. In deze flora wordt de plant nog Lelietje-der-dalen genoemd. Dit is de oudere benaming van de plantensoort.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Convallária majális.

In het Duitse taalgebied: Gewöhnliches Maiglöckchen, Maiglöckchengewächse; Kosmos Naturführer (2017). In Rothmaler, W. (1981) wordt de naam Maiglöckchen vermeld.