Video Determinatie

Knolboterbloem - Ranunculus bulbosus

Een wat minder dan Scherpe en Kruipende boterbloem voorkomende, tamelijk klein blijvende soort is de Knolboterbloem, Ranunculus bulbosus L.. Opvallend kenmerk van deze boterbloem zijn de vijf teruggeslagen kelkblaadjes. Uiteraard is de knol een belangrijk kenmerk, maar daarvoor moet je de plant uitgraven. Net als de Kruipende boterbloem heeft de Knolboterbloem een geribde stengel onder de bloemen. Dat is gemakkelijk en goed te voelen. Je vindt de soort, behalve in een paar typische plantengemeenschappen, ook regelmatig op dijkhellingen, waar vooral Glanshaver en Gewoon reukgras kenmerkende grassen zijn.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Door zijn ondergrondse knolletje en vooral door de teruggeslagen vijf gele kelkblaadjes en de geribbelde stengel onder de gele bloemen is de Knolboterbloem, Ranunculus bulbosus L.uit de Ranonkelfamilie goed te herkennen.

De bloemen lijken sterk op die van de Scherpe en Kruipende boterbloem met uitzondering van de kelkbladen die ook geel van kleur zijn en teruggeslagen. Dit vind je trouwens bij nog andere boterbloemsoorten.

De planten zijn behaard. Onderaan de stengel zijn de haren afstaand, tot aan de bloeiwijze maar bovenaan liggen ze tegen de bloemstengels aan. De afstaande beharing vind je ook op de bladstelen.

De wortelstandige bladeren zijn net als bij de Kruipende boterbloem drietallig geveerd en het middelste ingesneden deelblaadje is gesteeld. Ook dat heeft deze soort gemeen met de Kruipende boterbloem. De bladeren kunnen behoorlijk donkergroen van kleur zijn en hebben soms ook nog zwarte vlekken.

Als de bovenstandige vruchtbeginsels uitgroeien tot dopvruchten zijn die helemaal glad met een korte een beetje gekromde snavel. Er ontstaat dan een bolvormig vruchthoofdje met minder dan 30 vruchtjes.

Knolboterbloem heeft een voorkeur voor enigszins kalkhoudende, vrij vochtig tot droge standplaats in een matig voedselrijk grasland.

In de duinen vind je haar op de zogenaamde vroongronden. Dit zijn de binnenduinweilanden, die in de winter redelijk vochtig zijn. Daar kan de gele Knolboterbloem beeldbepalend zijn en het voorjaar. Ook op de bloemrijke dijkhellingen kun je haar vinden en verder op de Zuidlimburgse krijthellingen. In het noordoosten van Nederland komt ze niet voor.

MM_120410

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Boterbloem - Ranunculus
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.15 - 0.50 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
alleenstaande bloem
Bloemvormen:
vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelkbladen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
20 of meer
Vruchtbeginsel:
veel, bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
dopvrucht
Zaden:
-
Stengels:
hol, geribd of geribbeld, rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstanden:
wortelstandig-verspreid, verspreid
Bladvormen:
drietallig, oneven geveerd, samengesteld
Bladranden:
gelobd, gaaf
Ondergronds deel:
knol
Plantengemeenschappen:

Het areaal van Knolboterbloem omvat Europa zonder het noordoosten van dit werelddeel. In ons deel van Europa vind je haar in de duinen op de in de winter vochtige duinweilanden, op de Krijthellingen en op bloemrijke dijken.

Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, beschrijven hoe Knolboterbloem een belangrijke soort is in de

14Bb1 Associatie van Schapengras en Tijm

14Bc2 Associatie van Sikkelklaver en Zachte haver

De plantensoort 'Knolboterbloem' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De meest opvallende bijzonderheid van Knolboterbloem is enerzijds de knolvormige verdikking enkele cm onder het maaiveld, en anderzijds de vijf gele, teruggeslagen kelkbladen in combinatie met de geribbelde stengel.

Meer informatie over de ecologie van de Knolboterbloem en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 243.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 256. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 314.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 478.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Ranúnculus bulbósus