Wondklaver - Anthyllis vulneraria

De dichte harige hoofdjes van de Wondklaver, Anthyllis vulneraria, zijn een opvallende verschijning in de duinen en op kalkbodems of muren. De geel soms ook een beetje rood gekleurde kroonbladen zitten voor een deel verborgen in de harige kelken. Onder het hoofdje staat een vingervormig schutblad. De oneven, veerdelig samengestelde bladeren boven in de plant hebben een topblaadje dat groter is dan de andere paarsgewijs aan de bladsteel staande deelblaadjes.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Wondklaver, Anthyllis vulneraria L., uit de Vlinderbloemenfamilie of Fabaceae heeft een opvallende bolvormige bloeiwijze waarin een aantal vlinderbloemen staat. De bloeiwijze in zijn geheel kun je beschouwen als een hoofdje.

Op zijn ondergrondse delen ontwikkelt de meerjarige plant in het eerste jaar na kieming van het zaad een rozet, die bestaat uit bijna enkelvoudige bladeren. Pas in het tweede of derde jaar ontstaan eerst liggende en opstijgende tot rechtopstaande stengels, die in uitzonderlijk gevallen tot wel 50 tot 60 cm hoog kunnen worden. Maar meestal bereikt de plant deze hoogte bij lange na niet. Aan de opstijgende of rechtopstaande stengels staan onderaan meestal nog enkelvoudige bladeren of hooguit samengestelde bladeren met een groot eindblad en een paar kleine deelblaadjes. Naar boven staan de samengestelde bladeren verspreid. Het topblaadje van de oneven geveerde bladeren is ook bij deze bladeren wat groter dan de deelblaadjes, die als paren aan de bladsteel staan.

Onder het bloemhoofdje staat een opvallend schutblad; het is bijna handvormig maar heeft meestal slechts vier vingerachtige lobben. Het is wel een goed kenmerk dat zeker bekeken moet worden om de plant gemakkelijk thuis te brengen, want dit kenmerk komt eigenlijk bij andere plantensoorten uit de Vlinderbloemenfamilie niet voor. De bloemen vallen op door hun opgeblazen kelk. Deze is sterk behaard en wit van kleur, waardoor de kroon als het ware half weggedoken lijkt te zijn in die kelk. Een opgeblazen en sterk behaarde kelk komt ook voor bij de Harige ratelaar, maar de bloemen van de Wondklaver zijn veel kleiner, anders van vorm, en de kelk uiteraard ook. De kroonbladen hebben een goudgele kleur die soms zelfs wat naar rood neigt. We kennen dit verschijnsel ook van de Gewone rolklaver. Vaak staan er twee hoofdjes dicht tegen elkaar. In de kiel kun je ontdekken dat de tien meeldraden alle tien met elkaar tot een buis vergroeid zijn. In de buis verloopt de stijl. Onder in de bloem vindt nectarproductie plaats.

Na bestuiving en bevruchting door hommels groeit het bovenstandig vruchtbeginsel uit tot een peulvrucht. De bestuiving gebeurt doordat wanneer een hommel op de kiel landt door het gewicht stuifmeel uit de kiel gepompt wordt en tegen de buik van de hommel wordt afgezet. Ook zelfbestuiving is niet ongewoon. De peul bevat meestal maar één zaad. Binnen de kelk springt de vrucht open en de kelk met vrucht en zaad wordt door de wind meegenomen en verspreid. De haren op de kelk zorgen voor de draagkracht. Na een jaar of vier vijf heeft de plant meestal twee of driemaal gebloeid; overigens verdroogt het bovenste deel van de plant voor de winter.

De soort is gebonden aan enigszins kalkrijke bodem en je vindt de soort dan ook in de kalkrijke duinen en vooral in het zuiden van Limburg op de kalkgraslanden, waar de soort ook op de muren van de vestingwerken in Maastricht te vinden is.

MM_200520

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Anthyllis - Anthyllis
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.10 - 0.60 meter
Bloeiperiodes:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
vlinderbloemtype, tweezijdig symmetrisch
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kelkbladen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
10 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
peulvrucht of boon
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard, liggend
Schors:
-
Bladstanden:
rozet, verspreid
Bladvormen:
oneven geveerd, samengesteld
Bladranden:
gaaf, behaard
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied van Wondklaver omvat bijna heel Europa en de aangrenzende gedeeltes van van Zuidwest-Azië en Noord-Afrika. Aan de verspreiding in het rivierengebied lijkt een einde gekomen te zijn. Waarom is niet duidelijk. Opmerkelijk is dat de soort in de kustgebieden, waar de kust aangroeit soms massaal kan optreden tussen Helm.

De plantensoort 'Wondklaver' komt voor in de volgende plantenassociaties:

In vroeger tijden, toen er nog veel meer gebruik gemaakt werd van planten als medicinale hulp, werd Wondklaver wel gebruikt als bloedstelpend middel. De herkomst van de naam van de soort hangt hier mee samen. Het Latijnse 'vulneraria' betekent 'wondhelend'. Overigens komt de wetenschappelijke soortsnaam uit twee Griekse woorden, namelijk 'anthos' dat 'bloem' betekent en 'ioulos', dat 'dons' of 'baard' betekent, wat op de witharige kelk slaat. 

In Zuid-Limburg is Wondklaver de voedselplant voor het Dwergblauwtje. De eitjes worden afgezet in de bloeiwijzes, liefst in die die boven de rest van de vegetatie uitkomen.

Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Wondklaver en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 150-151.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Duistermaat, L (2020) Heukels'flora van Nederland, 24ste druk: 356.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 756.

Kleijn, H. (1970) Planten en hun naam. Botanisch lexicon voor de Lage Landen: 34-35.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Anthýllis vulnerária.

In het Duitse taalgebied luidt de naam Gemeiner Wundklee; Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora für die Gebiete der DDR und der BRD. Band 2 Gefässpflanzen, 10e druk: 280.