De bloemen van klaprozen zijn rood van kleur. Maar soms vind je "klaprozen" met gele bloemen. Deze hebben geen typische knotsvormige of bolle vrucht, maar een vrucht die lang en smal is en soms ook nog wat gebogen. De Gele hoornpapaver heeft verder blauwgroen gekleurde bladeren en een oudere plant heeft geen melksap meer. Jonge planten hebben wel oranjegeel melksap.
De tamelijk zeldzaam te vinden Gele hoornpapaver, Glaucium flavum Crantz, uit de Papaverfamilie is als inheemse wilde plant beperkt tot strand, zeereep en de duinen.
Tijdens de bloei vallen de citroengele bloemen met een doorsnee van 4-5 cm snel op en roepen onmiddellijk het beeld op van een gele klaproos. De familie herken je dan ook al heel snel. De één- tot tweejarige planten kunnen tot zo'n halve meter hoog worden. In het eerste jaar vormen ze een bladrozet. De bladeren in de rozet zijn gesteeld en langwerpig. Ze zijn veerdelig en stijf behaard en de rand is grof gezaagd. De kleur van de bladeren is blauwgroen. In het tweede jaar, soms al direct in het eerste jaar, ontwikkelt zich een of meer bloeistengels. deze zijn in het algemeen niet vertakt. Ze zijn alleen in het onderste deel spaarzaam behaard. De stengelbladeren hebben een stengelomvattende voet en de bovenste zijn eirond en gelobd. De bovenste lijken als een schotel onder de bloem te staan.
De kelkbladen die de bloemknop omgeven zijn behaard. De citroengele kroonbladen zitten opgerold in die knop en niet zoals bij de klaprozen, opgefrommeld. Als de bloem open is zie je dat de kroonbladen niet allemaal even groot zijn. Heel anders dan bij de klaprozen is het vruchtbeginsel. Dit is bovenstandig en lijnvormig. Het draagt twee stempellobben en groeit na bevruchting uit tot een lange op een hauw lijkende vrucht. Deze is vaak gekromd.
Al met al houdt de hoornpapaver in zijn habitus, dat is het totale beeld van de plant, het midden tussen een plant uit de kruisbloemenfamilie (bladvorm, hauw) en de papaverfamilie (bloemvorm).
MM_130703
Het verspreidingsgebied is Zuid-Europa en de Engelse zuidkust, waar de soort Sea-poppy genoemd wordt. Bij ons komt de soort voor op tamelijk open, droge voedsel- en kalkrijke plaatsen in de duinen, op vloedmerken en in de zeereep. Maar de plant wordt ook wel in tuinen gevonden en, mogelijk verwilderd, in stedelijke gebieden, zelfs aan straatkanten. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland is beschreven dat Gele hoornpapaver een kensoort is van de
22Ab1 Associatie van Loofkruid en Zeeraket
Meer informatie over de ecologie van de Gele hoornpapaver en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 262.
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 263-264. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 303.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 494.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Gláucium flávum