Glad parelzaad - Lithospermum officinale

De planten van Glad parelzaad herken je aan de geel- tot groenwitachtige trompetvormige bloemen die alleen lijken te staan in de oksel van een schutblad. De planten zijn aangedrukt behaard en de bladeren en schutbladeren hebben een duidelijke middennerf en zijnerven, wat ook een goed onderscheid is met Ruw parelzaad. De vier vruchten hebben een beetje een peervorm, zijn erg hard, glad en wit van kleur. Tijdens de bloei strekt zich de tweetakkige schicht flink uit, waardoor de plant een behoorlijke hoogte bereikt.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Naast Ruw parelzaad kennen we de meerjarige plantensoort Glad parelzaad, Lithospermum officinale L., uit de familie van de Ruwbladigen of Boraginaceae.

Op de penwortel ontwikkelt zich de rechtopstaande stengel waaraan de langwerpige tot lancetvormige bladeren zonder steel verspreid zitten. De bladeren hebben naast een duidelijke middennerf ook opvallende zijnerven. Dat is een mooi onderscheid met Ruw parelzaad, wiens bladeren geen zijnerven hebben. De planten zijn behaard, maar veel minder dan Ruw parelzaad.

Boven aan de stengel ontwikkelt zich de bloeiwijze in de vorm van een dubbele schicht, maar heel opvallend is dan weer dat onder elke afzonderlijke bloem een tamelijk groot schutblad staat dat gelijkenis heeft met de stengelbladeren. Bovendien verlengt de bloeias van de schicht heel sterk. Daardoor lijkt het in zo'n uitgerekte bloeiwijze alsof de bloemen alleenstaand zijn.

Tijdens de bloei zijn de vijf behaarde kelkbladen aan de voet vergroeid. De vijf kroonbladen, meestal groenwit tot geelwit van kleur zijn trompetvormig met elkaar vergroeid. In de bovenrand van de keel van de bloem staan keelschubben en de geplooide kroonbladen vallen eveneens op. De meeldraden staan op de kroonbuis ingeplant. Het vierdelig bovenstandig vruchtbeginsel heeft een stijl met stempel en na bevruchting groeit het uit tot een duidelijke vierdelige splitvrucht. De rijpe vruchten zijn glad, wit van kleur en glanzig. Ze zijn een beetje peer- of parelvormig. Aan dit laatste heeft de soort zijn Nederlandse naam te danken.

De soort komt voor in de duinen, in Zuid-Limburg, in bossen en langs de grote rivieren op drogere bodems die wat kalk bevatten en redelijk stikstofrijk zijn, zoals dijken, kalkhellingen en ruiger grasland.

MM_230820

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Parelzaad - Lithospermum
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.25 - 1.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geelwit, groen, witachtig
Bloeiwijze:
schicht
Bloemvormen:
trompetvormig, vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kelkbladen, 5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met de kroonbladen
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
splitvrucht
Zaden:
nootje
Stengels:
rechtopstaand, behaard, kantig
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
lancetvormig, langwerpig
Bladranden:
gaaf, behaard
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschappen:

Het areaal omvat de gematigde streken van het noordelijk halfrond.

De plantensoort 'Glad parelzaad' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Glad parelzaad verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 122

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 465. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 582.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 844.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Lithospérmum ófficinale