Deze kleine familie kennen we van één altijd groene soort die voor kan komen als struik of boom. Het is een tweehuizige plantensoort met aparte struiken waaraan alleen mannelijke geelkleurige, bolvormige kegeltjes gevormd worden, en aparte struiken waar de zaadknoppen zich ontwikkelen. De eicel zit in een heel klein kegeltje op de opening waarvan zich een druppel vormt om het met de wind verspreide pollen of stuifmeel afkomstig van een mannelijke boom in te vangen. Het uitgegroeide zaad wordt door een bekervormig vlezig omhulsel omgeven dat uiteindelijk rood kleurt. Deze schijnbes wordt door vogels gegeten die zo het zaad verspreiden. Vrouwelijke struiken en bomen herken je aan deze rode schijnbessen. Mannelijke bomen missen die uiteraard, maar die herken je in het voorjaar aan de gele kegeltjes waar veel stuifmeel of pollen uit komen kan.