Een smalle, relatief hoogopgaande plantensoort uit de Composietenfamilie met smalle lancetvormige tot lijn vormige bladeren, met naar achteren voorbij de stengel stekende spitse oren is Wilgsla. In de bloeiwijze vertakt de plant. De bloemen zijn geel van kleur en staan in hoofdjes, die zelf weer in een soort aarvormige tros omhoog gericht staan.
Een één- tot tweejarige zeer zeldzame soort is Wilgsla, Lactuca saligna L., uit de Composietenfamilie of Asteraceae. Het is een soort die lange tijd niet meer is aangetroffen in Nederland, maar onlangs weer werd gevonden.
Uit een zaad ontwikkelt zich op de ondergrondse delen in eerste instantie een rozetachtig groepje bladeren. In hetzelfde, of na kieming, in het daarop volgend jaar komt een rechtopstaande stengel tevoorschijn waaraan lancet- tot lijnvormige bladeren verspreid staan. Deze bladeren eindigen in een lange spits en hebben aan de bladvoet twee naar achteren stekende spitse oren; ze hebben een gave en kale bladrand. Deze smalle bladeren staan nogal verticaal omhoog langs de stengel. Als de stengel die eindigt in de bloeiwijze uitloopt sterven de bladeren in de rozet af. Deze onderste bladeren hebben naar opzij een paar smalle zijslippen met een lange eindslip, waardoor je ze bochtig getand tot veerdelig mag noemen.
De bloeiwijze bestaat uit een tamelijk spits en langgerekt op een aarvormige tros gelijkend geheel van hoofdjes waarin een aantal bloemen bij elkaar staat. Deze composietenbloemen hebben gele kroonbladen en het onderstandig vruchtbeginsel ontwikkelt tot een lichtbruinkleurig nootje met een lange snavel waarop het pappus staat. De snavel is meer dan twee keer zo lang als het nootje en je kunt dan spreken van een gesteeld pappus. Aan dit pappus kan een nootje op de wind worden meegevoerd. Zo kan de soort zich verspreiden.
MM_250908
Het areaal van Wilgsla is het Mediterraan gebied en de uiterste noordgrens raakt net Nederland. Vroeger is de plant wel aangetroffen in het zuiden van Limburg, bij Nijmegen en in het kustgebied van Zeeland. In 1982 is Wilgsla voor het laatst in Nederland waargenomen; echter in 2025 is de soort opnieuw aangetroffen, mogelijk door aanvoer van zaden uit het zuiden van Europa door menselijk verkeer. Het zou dan een adventiefsoort zijn, waarvan we moeten afwachten of hij opnieuw gaat inburgeren (met dank aan Marinus Ondersteyn, die het Florateam getipt heeft en beeldmateriaal ter beschikking heeft gesteld).
De naam van Wilgsla is afgeleid van de zeer smalle lijnvormige en toegespitste bladeren, die een beetje gelijkenis vertonen met bladeren van wilgensoorten als Katwilg. De smalle spitse naar achteren stekende oortjes zijn dan weer typisch voor Wilgsla; die vind je niet bij Wilgen.
Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Wilgsla, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 178
Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 629. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 688.
Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1109.
Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Lactúca salígna