Video Determinatie

Smalle aster - Symphyotrichum lanceolatum

Smalle aster, Aster lanceolatus, herken je aan de rechtopstaande groengekleurde stengels met bovenin vertakkingen die eindigen in hoofdjes. Tijdens de bloei hebben de hoofdjes lintbloemen met witte linten. Dit zijn de bloemen die aan de buitenkant in het hoofdje zitten. Naar binnen heb je gele buisbloemen in het hoofdje. Deze zijn tweeslachtig. De planten bloeien aan het eind van de zomer tot ver in het najaar.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Smalle Aster, Aster lanceolatus Willd., uit de Composietenfamilie of Asteraceae, heet in de nieuwste druk van de Heukels' Flora Symphyotrichum lanceolatum (Willd.) G.L. Nesom. De meerjarige planten hebben ondergronds een wortelstok. Uit de wortelstok komen de stengels van de planten tevoorschijn en vaak zie je dat daar enige rechtopstaande vertakkingen van de plant zitten. Soms leidt dit ertoe dat je hele haarden van Smalle aster kunt aantreffen. Verder zijn de stengels naar boven toe vertakt en hebben bovenin een vrij dichte pluim met talrijke bloemhoofdjes. In het bovenste deel van de plant tref je op de stengels beharing aan.

De langwerpige tot lancetvormige bladeren zijn 'normaal', dat wil zeggen ze zijn niet vlezig en sappig, zoals we dat kennen bij de Zulte of Zeeaster, en dun. De kleur, net als die van de stengels is helder groen. Ze zitten verspreid aan de stengel met versmalde voeten. Als de bladvoet duidelijk geoord is en de stengel half tot bijna helemaal omvat, heb je te maken met Nieuw-Nederlandse aster.

De hoofdjes zijn in doorsnee zo'n 12 tot 20 mm. Niet al te groot derhalve. In de hoofdjes kun je lint- en buisbloemen onderscheiden. De lintbloemen hebben smalle, witte linten; dit zijn de vergroeide bloembladen van vijftallige bloem. Deze 'linten' kunnen wel 10 mm lang zijn. De buisbloemen in het midden van het hoofdje hebben eveneens vergroeide kroonbladen; ze zijn tweeslachtig en hun kleur is geel. Een uit haren bestaand pappus is te beschouwen als een rudimentaire kelk. Als je het omwindsel van de hoofdjes bekijkt, kun je zien dat de omwindselblaadjes ook smal zijn; hooguit 1,5 mm breed. Dit is een duidelijk onderscheid met de Zulte, waarbij de omwindselblaadjes 2 tot 3 mm breed zijn. Verder kun je zien dat de lengte van de omwindselblaadjes van buiten naar binnen steeds groter wordt. De binnenste omwindselblaadjes kunnen wel 2 tot 3 maal zo lang zijn als de buitenste. Naar hun top toe zijn de omwindselblaadjes groen, terwijl ze bij de Zomerfijnstraal een een lichter gekleurde bijna vliezige rand hebben.

Smalle aster is een soort die houdt van natte tot vochtige en redelijk voedselrijke standplaatsen.

MM_180122

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Herfstaster - Symphyotrichum
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.50 - 1.50 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, wit
Bloeiwijzen:
hoofdje, pluim
Bloemvormen:
lintvormig, buisvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
lancetvormig, langwerpig
Bladrand:
fijn gezaagd
Ondergronds deel:
wortelstok
Plantengemeenschappen:

Smalle aster heeft Noord-Amerika als oorspronkelijk areaal, maar is na de ontdekking van dat werelddeel ook in onze omgeving terecht gekomen. De soort is ook als tuinplant bekend en verwildert regelmatig vanuit tuinen in onze natuur. Je vindt de soort heel algemeen in het zogenaamde Fluviatiel district, dat zijn de gebieden die onder invloed staan van de grote rivieren. Daar kan de soort gevonden worden op natte tot vochtige bodems die voedselrijk zijn. Denk daarbij aan de uiterwaarden en de rivieroevers, maar ook binnendijks op de zogenaamde komgronden. Verder tref je de soort aan langs de oevers van kanalen en open water; elders is de soort minder algemeen, maar je kunt planten van de Smalle aster ook vinden langs spoorwegen. Verspreiding vindt vooral plaats door afgebroken stukken plant die met stromend water worden meegevoerd en dan elders 'voet aan de grond' krijgen. Zaadzetting is volgens sommige literatuur nog nooit waargenomen bij de Smalle aster (Weeda, deel 4, 41).

De plantensoort 'Smalle aster' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Aster is de naamgever aan de wetenschappelijke naam Asteraceae, zoals de familie van de Composieten vaak genoemd wordt. Aster is ook een gebruikelijke naam voor tuinplanten uit de composietenfamilie. Binnen deze soort vallen ook exemplaren die wat kleiner zijn, minder fors, kleinere hoofdjes hebben en aan de takken in de pluim vaak meer dan drie smalle bladeren. Ze werden wel gerekend tot de soort Kleine aster, Aster tradescantii, maar zijn zo moeilijk te onderscheiden dat een bevredigend onderscheid in twee soorten niet slaagt. Dat geldt trouwens voor meerdere verwilderde Astersoorten die in de loop der eeuwen als tuinplanten, bijvoorbeeld de Herfstasters, zijn ingevoerd uit Noord-Amerika en regelmatig verwilderen in de natuur. Ze zijn echter niet als ingeburgerd te beschouwen.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Smalle aster, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 41-42.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 593. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 711. In deze flora is de nieuwe wetenschappelijke naam Symphyotrichum lanceolatum (Willd.) G.L. Nesom.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1052. In deze flora wordt de Nederlandse naam Lancetbladige aster gebruikt voor deze soort.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Aster lanceolátus of Symphyotríchum lanceolátum.