Marietteklokje - Campanula medium

Een opvallende soort, vaak ook gekweekt voor in de tuin en vandaar ook wel ontsnappend en in de natuur aan te treffen, is Mariëtteklokje, Campanula medium. De forse planten zijn bezet met stevige haren. De bloemen zijn groot en de kroonbladen vergroeid over een flinke lengte, waardoor een brede kroonbuis gevormd is. Onder de kelkbladen is een bijkelk te zien die uit een aantal kleinere naar beneden gebogen blaadjes bestaat.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een tweejarige soort uit het geslacht Klokje met grote bloemen is Mariëtteklokje, Campanula medium L., uit de Klokjesfamilie of Campanulaceae. De planten kunnen een flinke hoogte, soms wel een meter, bereiken, zijn nogal fors en met stijve haren bezet.

Op de ondergrondse delen, een penwortel met zijwortels, ontwikkelt zich de plant die in het tweede jaar van zijn bestaan tot bloei komt. De forse stengel, die vaak bruinrood van kleur is, is bezet met stijve haren. Aan de stengels zitten de eveneens behaarde bladeren. Ze zijn driehoekig, langwerpig met een wat hartvormige voet en lopen spits toe. De rand is gegolfd tot gezaagd.

Aan de top van de stengel ontwikkelt zich de tros met bloemen. De bloemen staan in de oksel van een smal schutblad. De bouw van de bloem kent een afwijkende eigenschap waarmee Mariëtteklokje met nog een klein aantal andere, niet in onze streken voorkomende, klokjessoorten zich onderscheidt van alle andere vele klokjessoorten. Dat is het bestaan van een bijkelk onder de kelk. Die bijkelk bestaat uit een aantal naar beneden wijzende blaadjes, driehoekig van vorm die een soort kans vormen onder de kelk. De kelkbladen vallen trouwens ook op ten opzichte van de vaak priemvormige kelkbladen bij veel Klokjes. De kelkbladen zijn namelijk driehoekig en staan als een soort schotel uitgespreid onder de bloemkroon. Zowel kelk- als bijkelkbladen zijn ook bezet met stijve haren.

De bloemkroon is tamelijk groot, 3-4 cm lang en enigszins buikig; de kroonslippen zijn over een grote lengte, meer dan de helft tot wel driekwart van de bloemkroon met elkaar vergroeid en de slippen bovenaan zijn sterk omgebogen. Hun kleur is blauw. De bloei van de bloem noemen we protandrisch, dat wil zeggen dat eerst de meeldraden rijpen en zij zetten hun pollen af tegen de nog niet rijpe stijl. Dit gebeurt nog voordat de bloem zich opent en kun je alleen maar zien als je een bloemknop die nog gesloten is openpeutert. Als dan de bloemknop zich opent zijn de meeldraden al bijna helemaal verschrompeld en liggen onderin de kroonbuis. Wordt zo'n pas geopende bloem bezocht door een insect, hommel of grote bij, dan wrijft die bij het zoeken van de nectar onderin de bloem langs het stuifmeel of pollen dat tegen de stijl plakt en neemt dit mee. Als dan het stuifmeel weg is, openen zich de stempels boven op de stijl en komt de bloem in het vrouwelijke, voor pollen ontvankelijke stadium. Een bloembezoeker die pollen bij zich heeft uit een andere bloem wrijft dan vanzelf tegen die stempels en de bestuiving en bevruchting kan vervolgens plaatsvinden. Het bovenstandig vruchtbeginsel groeit uit tot een doosvrucht die bij rijpheid met gaatjes boven in de doosvrucht opent. De zaden kunnen dan bij het heen en weer bewegen door de wind uit de gaatjes verspreid worden.

MM_251010

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Klokje - Campanula
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.50 - 1.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
blauw
Bloeiwijze:
tros
Bloemvorm:
klokvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelkbladen en bijkelkslippen, 5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 meeldraden
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
5
Vrucht:
doosvrucht
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
langwerpig
Bladrand:
gezaagd
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschap:
-

Mariëtteklokje is een soort uit het zuiden van Europa en tref je ook veel aan in de gebergten, zoals in de Alpen. In onze contreien wordt de soort gekweekt en aangeplant in tuinen, van waar hij zich kan verbreiden in de omgeving. Op een enkele plaats is de soort ingeburgerd en hij houdt ook vaak lang stand buiten tuinen. Onze beeldopnamen hebben we gemaakt in de Vercors in het zuiden van Frankrijk in de westelijke Alpenstreek.

De plantensoort 'Marietteklokje' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Onze bloemen hebben drie stempels. In een aantal flora's wordt dit ook weergegeven, bijvoorbeeld in de Flora Alpina en de Flora van Heimans, Heinsius en Thijsse, 22ste druk. In andere flora's wordt gesteld dat Mariëtteklokje vijf stempels heeft, bijvoorbeeld in de Heukels'flora en de Flora Europea. Dit is een interessant gegeven dat meer onderzoek aan planten vraagt. 

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Mariëtteklokje, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4:

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 581. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 730.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 966.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Campánula médium