Kamferalant - Dittrichia graveolens

Een soort die zich langzaam maar zeker lijkt te vestigen in onze omgeving is de Kamferalant, Dittrichia graveolens. De Composiet heeft kleine hoofdjes met gele lintbloemen. De hele plant is met klierharen bezet en de geur die daaruit komt als je de plant wrijft of kneust is de geur van kamfer. De soort vind je op ruderale terreinen en langs autowegen.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Op industrieterreinen en langs autowegen, kortom op ruderale plaatsen kan tegenwoordig een plant aangetroffen worden die nog niet zo lang in onze contreien gezien is; het is de Kamferalant, Dittrichia graveolens (L.) Greuter, uit de familie van de composieten.

De hele plant is kleverig behaard, zowel de rechtopstaande stengels en hun vertakkingen als de daar verspreid aan zittende smalle, langwerpige tot lijnvormige bladeren. Deze hebben nauwelijks een steel en zitten met hun voet aan de stengel. De bladeren hebben een duidelijke middennerf. De hele plant wordt tot maximaal een halve meter hoog.

Aan het eind van de stengel en de vertakkingen van de stengel staan hoofdjes met gele lintbloemen. Ook in de oksels van de bovenste bladeren zitten kort gesteelde hoofdjes. De hoofdjes zijn klein, niet breder dan 10 mm en de gele linten van de lintbloemen zijn om en nabij de 3 mm lang. Ze zijn daarmee ongeveer even groot als de omwindselblaadjes die de voet van het hoofdje omgeven.

Een gemakkelijk kenmerk is de geur van de planten als je wat bladmateriaal tussen je vingers wrijft. De plant ruikt dan naar kamfer, en hieraan dankt de plant zijn Nederlandse naam, Kamferalant. Overigens maakt de plantensoort deel uit van een ander geslacht, namelijk het geslacht Klieralant of Dittrichia, dan de veel meer voorkomende en opvallende Engelse alant uit het geslacht Alant of Inula. 

MM_181129

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Klieralant - Dittrichia
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.20 - 0.50 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
lintvormig, buisvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
1 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
lijnvormig, langwerpig
Bladranden:
gaaf, behaard
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschap:
-

De Kamferalant is van een oorsprong een soort met een verspreidingsgebied rondom de Middellandse Zee op de wat drogere gronden, dat kunnen derhalve vergelijkbare standplaatsen zijn als waar we de soort in onze contreien wel eens kunnen aantreffen. In zijn oorspronkelijk areaal is de plant een bloeier van de late herfst, maar de exemplaren van deze soort, die mogelijk door de hoger wordende temperaturen ook langzaam zijn areaal uitbreidt naar het noorden, in onze streken bloeien al in de hoogzomer tot in de herfst. Je kunt de plantensoort beschouwen als een neofyt of een invasieve exoot.

De plantensoort 'Kamferalant' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Kamferalant ruikt naar Kamfer waaraan de plant gemakkelijk te herkennen is. Je moet om die geur waar te nemen uit de klierharen wat plantenweefsel tussen je vingers wrijven en kneuzen.

Kleverige alant

Een enkele keer kun je een Kamferalant tegenkomen, die niet naar kamfer ruikt maar naar hars. Hij is ook kleverig en lijkt daardoor veel op de Kamferalant. Andere verschillen betreffen de bredere hoofdjes, één tot anderhalve soms zelfs twee centimeter breed en de lengte van de lintbloemen die 10 tot 15 mm lang kunnen zijn en in ieder geval veel langer dan de omwindselbladeren. Dit is een adventief uit het zuiden van Europa en heet Kleverige alant, Dittrichia viscosa (L.) Greuter (SL5400).

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 598-599. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 721.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Dittríchia gravéolens