Gele monnikskap - Aconitum vulparia

Gele monnikskap, Aconitum vulparia, is een zeldzame inheemse wilde plant die ten opzichte van de meest bekende soorten uit de Boterbloemenfamilie een zeer afwijkende bloembouw heeft. De bloem heeft de vorm van een omhoog gewelfde helm, waarbinnen de andere bloemdelen zijn opgesloten. De bladeren zijn in omtrek rond en hebben een handnervige bouw. De bladsegmenten, meestal vijf of zeven zijn op hun beurt ook nog ingesneden.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart

In de Ranonkelfamilie of Ranunculaceae komt een aantal gevarieerde bouwplannen voor. De meest bekende soorten zijn de Boterbloemen en de Waterranonkels met hun regelmatige bloemen die vrijwel allemaal vijftallig zijn en duidelijke kelkbladen en kroonbladen hebben. Een aantal soorten uit de familie heeft echter heel afwijkende bloemen.

Zo'n soort is Gele monnikskap, Aconitum vulparia Rchb.. De soort geniet ook bekendheid als tuinplant.

Op de ondergrondse wortelstok, waarmee de soort zich ook vegetatief uitbreidt, staat een rozet met grote in omtrek ronde bladeren met nogal lange bladstelen. De bladschijf is diep ingesneden, waardoor het handnervig blad een aantal lobben heeft, die op hun beurt ook nog een aantal insnijdingen hebben. Aan de rechtopstaande stengel staat een klein aantal stengelbladeren, die dezelfde vorm hebben. 

Aan het eind van de stengel en soms ook aan een klein aantal zijstengels die in de oksel van een schutblad staan tref je een tros aan. De bloemen zijn licht geel van kleur. De bouw van de bloemen is heel bijzonder. De lichtgele bloembladen zijn in feite anatomisch, conform het bloemdiagram de kelkbladen. Hiervan zijn er vier ongeveer gelijk aan elkaar en het vijfde, bovenste is helmvormig naar boven gewelfd. Deze helm is meer dan tweemaal zo lang als breed en de vorm  van de bloem doet daardoor denken aan een monnikskap, hetgeen de  Nederlandse naam verklaart. Zijn er dan geen kroonbladen? Jawel, maar die hebben niet de vorm van bladen. Ze zijn omgevormd tot twee op stelen staande kapvormig gespoorde hoornvormige bladen. De sporen zijn omgerold. Deze zitten binnen de helm opgesloten met hun opening naar beneden en bevatten de nectar. Ze zijn omgevormd tot honingreservoirs. Langtongige hommels kunnen de bloem openen en met hun lange tong de nectar uit de opgerolde spoor zuigen. En passant zorgen ze voor bestuiving.

Helmdraden met helmknoppen en bovenstandige vruchtbeginsels zijn ook binnen de helm aanwezig. De helmknoppen zijn rijp vóór de stempels op de meestal drie vruchtbeginsels ontvankelijk zijn voor het pollen of stuifmeel.  Na bevruchting groeien de bevruchte vruchtbeginsels uit tot kokervruchten. Dat zijn er dan ook drie.

MM_211216

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Monnikskap - Aconitum
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.40 - 1.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
tros
Bloemvorm:
tweezijdig symmetrisch
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelkbladen, 2 kroonbladen
Meeldraden:
-
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
kokervrucht
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstanden:
rozet, verspreid
Bladvormen:
rond, handvormig
Bladrand:
ingesneden
Ondergronds deel:
wortelstok
Plantengemeenschap:

Het areaal van Gele monnikskap zijn de gebergten in Midden-Europa. Vandaar is de soort ook waarschijnlijk via de Ardennen uit België in Nederland terecht gekomen, wat het meest noordwestelijk deel is van het areaal. De verspreiding in onze contreien is gebonden aan kalk in de bodem. En de inheemse wilde Gele monnikskappen zijn in Nederland gebonden aan vochtige loofbossen en dan vooral nabij de beken. Een van die beken is de Geul en haar zijbeken. In België is de soort vaker aan te treffen en mindere zeldzaam dan in Nederland.

De plantensoort 'Gele monnikskap' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Monnikskappen zijn dodelijk giftige planten. Nu is de smaak van het blad erg scherp, dus de neiging om ervan te eten is zeer beperkt. Dat geldt voor zowel vee als de mens.

Blauwkleurige Monnikskappen worden veel als tuinplant gekweekt.

Meer informatie over de ecologie van Gele monnikskap en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 228-229.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 252. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 309.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk:

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Aconítum vulpária