Geitenbaard - Aruncus dioicus

Geitenbaard, Aruncus dioicus, is een soms verwilderende tuinplant die je in de buurt van een tuin waar hij is aangeplant ook wel kunt aantreffen in onze inheemse flora. De plant heeft samengestelde bladeren met deelblaadjes die een gezaagde tot dubbelgezaagde bladrand hebben. De bloeiwijzen vallen op door hun uitbundige samengestelde pluimen met kleine witte bloemen die meestal óf mannelijk óf vrouwelijk zijn.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een meerjarige en meestal tweehuizige plantensoort die meestal verwilderd uit een tuin is te vinden en opvalt door zijn pluimen is Geitenbaard, Aruncus dioicus (Walter) Fernald, uit de Rozenfamilie of Rosaceae.

Op de ondergrondse vertakte wortelstok staan rechtopstaande stengels met daaraan de verspreid staande bladeren. De planten worden tussen de één en twee meter hoog. De bladeren zijn twee tot drievoudig geveerd en hebben grote deelblaadjes, die soms scheve bladvoeten hebben en daardoor wel wat lijken op de bladeren van Iepen. Deze deelblaadjes hebben een gezaagde tot dubbelgezaagde bladrand. Een enkel blad kan meer dan een halve meter groot zijn.

De stengel eindigt in een pluimvormige bloeiwijze die uit een groot aantal aren bestaat. Omdat de plant vrijwel altijd tweehuizig is, vindt je aan een en dezelfde plant bloeiwijzen met kleine bloemen die ofwel veel meeldraden hebben die ver uitsteken buiten de witte bloemdekbladen, ofwel kleiner blijvende bloemen met daarin vruchtbeginsels die ieder een stijl met stempel hebben. Deze vruchtbeginsel kunnen na bevruchting en bestuiving uitgroeien tot aanvankelijk groene vruchtjes. In één bloem zitten meestal 3 vruchtbeginsels. Gezien de grote hoeveelheid bloemen in een aar en al zeker in de grote pluimvormige bloeiwijze ontstaan er erg veel vruchten met een zaad erin. De bloemdekblaadjes zijn klein tot 2 mm groot, een beetje eivormig en wit van kleur.

Soms kun je in de bloeiwijze van een mannelijke plant een paar aren aantreffen waarin de aangelegde vruchtbeginsels toch uitgroeien tot op vruchten lijkende groene vruchtjes. Inhoeverre die kiemkrachtig zaad opleveren is niet bekend.

MM_250629

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Aruncus - Aruncus
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.80 - 2.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geelwit, wit
Bloeiwijze:
pluim
Bloemvorm:
regelmatig
Bloemtype:
eenslachtig
Bloembladen:
4 bloemdek
Meeldraden:
10 of meer
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
-
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
meervoudig geveerd
Bladranden:
gezaagd, dubbel gezaagd
Ondergronds deel:
rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschap:
-

Geitenbaard is een soort van Europese bossen en het areaal strekt zich uit van de Pyreneeën tot Polen en Oekraïne; in de Balkan tot Albanië en naar het noordwesten toe tot in België. Daar ligt de noordgrens van het areaal en in Nederland komt de soort adventief en verwilderend voor vanuit tuinen waarin hij vaak vanwege zijn sierlijke en overdadige bloei wordt aangeplant. Het beeldmateriaal dat we in dit plantenpaspoort tonen komt uit bossen in de Franse Alpen.

De plantensoort 'Geitenbaard' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Zijn Nederlandse naam dankt Geitenbaard aan de vorm van de bloeiwijze die wel wat weg kan hebben van de sikken van een geit. Ook de Duitse naam is daarvan af te leiden. Soms worden de jonge loten gebruikt om tot groente te koken.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 379. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 366.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 715.

Tutin, T.G. et al. (ed.) (1968) Flora Europaea. Cambridge University Press. Volume 2, pp. 6.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Arúncus dióicus

In het Duitse taalgebied: Geissbart, Rosengewächse; Kosmos Naturführer (2017) pp. 115. Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora vermeldt de Duitse naam Wald-Geissbart: pp 243.