Bergsteentijm s.s. - Clinopodium menthifolium

Bergsteentijm is een zeldzame plant uit de Lipbloemenfamilie met een heel vrije bloeiwijze die meer lijkt op een bijscherm. De bloemen hebben een lange steel, wat tamelijk uitzonderlijk is bij de Lipbloemenfamilie. ook staan er niet zo heel veel bij elkaar in een oksel van de tegenoverstaande bladeren.

Bergsteentijm, Clinopodium menthifolium (Host)Stace, uit de Lipbloemenfamilie of Lamiaceae is een soort die we rekenen tot de zomerbloeiers. De planten zijn in alle opzichten wat grotere en forser dan de Kleine bergsteentijm.

De rechtopstaande, vierkante en behaarde stengels vertakken en de plant heeft uitlopers. Ze kunnen tot 80 cm hoog worden, flink hoger dan de nauw verwante Kleine bergsteentijm. De eironde bladeren zijn 25 tot 70 mm groot, beduidend groter dan die van de Kleine, die niet groter zijn dan pakweg 20 mm. De rand van de wat meer langwerpige bladeren is gekarteld met zo'n 6 tot 10 naar binnen tamelijk diep stekende tanden. De zijnerven buigen vóór de bladrand van de rand af en bereiken de bladrand dus niet. Dat is ook bij de Kleine het geval.

In de oksels van de bladeren die veel gelijkenis vertonen qua vorm met de gewone bladeren staan de bloemen. Hoewel je schijnkransen verwacht, hebben de bloeiwijzen door de tamelijk lange bloemstelen meer de vorm van een bijscherm. Op iedere vertakking van het bijscherm staat een langwerpig schutblaadjes. De kelk is vergroeid en heeft vijf tanden, waarvan er drie wat kleiner zijn (1,5-2 mm) en twee wat langer (3-4). Aan deze langere kelktanden is de soort te onderscheiden ten opzichte van de Kleine bergsteentijm. De kelk is buisvormig en zo'n 6 tot 11 mm lang, zonder uitzakking of indeuking zoals we die kennen bij Kleine steentijm of Clinopodium acinos. De roze tweelippige bloemkroon, die tot ruim 2 cm lang kan worden, steekt ver buiten de kelk uit. Na bevruchting van het bovenstandig vierdelig vruchtbeginsel, waarop een stijl staat met twee niet gelijke stempellobben, groeit deze uit tot een vierdelige splitvrucht. De kelktanden blijven in het vruchtstadium naar voren uitsteken.

MM_190805

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Steentijm - Clinopodium
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.25 - 0.80 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
roze
Bloeiwijzen:
bijscherm, schijnkrans
Bloemvormen:
tweezijdig symmetrisch, buisvormig, lipbloem
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kelkbladen, 5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
4 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
splitvrucht
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, vierkantig
Schors:
-
Bladstand:
tegenoverstaand en kruisgewijs
Bladvormen:
eirond, langwerpig, ruitvormig
Bladrand:
gekarteld
Ondergronds deel:
hoofdwortelstelsel
Plantengemeenschap:
-

Bergsteentijm is soort die tamelijk vormenrijk is en in de zuidelijke helft Europa en het aansluitend gebied van het zuidwesten van Azië voorkomt. Nederland ligt aan de uiterste noordgrens van het areaal en is te v inden aan de voet van de Sint Pietersberg in het zuiden van Limburg. Daar heeft de soort naar het schijnt sinds 1860 vaste voet gekregen na uit een kruidentuin te zijn verwilderd.

De plantensoort 'Bergsteentijm s.s.' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Bergsteentijm verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 171-172.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 509. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 619.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 918. In deze flora wordt de oudere naam Calamintha sylvatica of Satureja calamintha gebezigd.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Clinopódium menthifólium