Zeeden - Pinus pinaster

Zeeden, Pinus pinaster, is veel aangeplant in de duinen langs de kust, maar vind je ook wel in bossen van buitengoederen en dergelijke en ook wel door spontane vestiging zoals in Noord-Brabant. Deze Dennen hebben twee naalden per kortlot en die naalden zijn langer dan 10 cm en tot wel 25 cm toe. Dat is een goed onderscheid met de andere Dennensoorten. De knoppen bevatten geen hars en zijn daardoor niet plakkerig. De rijpe kegels zijn conisch van vorm en kunnen tot 15 cm lang zijn, wat zo ongeveer de grootste kegels zijn binnen de Dennen.

Verspreidingskaart

Een oorspronkelijk vooral aan de kust in de duingebieden ingeplante naaldboom is de Zeeden, Pinus pinaster Aiton, uit de Dennenfamilie of Pinaceae. Naaldbomen, waaronder de Dennen, behoren tot de Naaktzadigen (Gymnospermen), dat wil zeggen dat de zaden onbedekt liggen tussen schubben in de dennenkegels.

Op het flinke hartwortelstelsel staan de stammen, die lang niet altijd recht zijn en ze dragen  een piramidale kroon. De aanvankelijk licht gekleurde bruin tot roodachtige stam krijgt later naarmate de leeftijd vordert een donkere gegroefde schors. De takken blijven roze. De roodbruine knoppen kleven niet, omdat ze geen hars bevatten. De lange gebogen en stevige grijsgroene naalden, tot 25 cm lang, staan met zijn tweeën ingeplant op zogenaamde kortloten; ze hebben een scherpe punt en kunnen derhalve naast lijnvormig ook wel priemvormig genoemd worden. Op doorsnee zie je in de naalden een centraal gelegen harskanaal.

Net als bij de Grove den staan de manlijke en vrouwelijke bloeiwijzen apart, maar wel op één en dezelfde boom; het is een éénhuizig plantensoort. De mannelijke stuifmeelkegeltjes zijn geel van kleur en de vrouwelijke roodbruine vruchtkegeltjes staan aan de takeinden. De windverspreiding van wolken geel stuifmeel vindt in mei en begin juni plaats.
De grote (tot 20 cm) stevige houtige glanzend bruine conische kegels blijven lang aan de takken zitten. De bruinzwarte zaden die tussen de kegelschubben zitten, hebben een grote vliezige vleugel.
MM_210813

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Den - Pinus
Plantvorm:
boom
Plantgrootte:
1.00 - 25.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, lichtpaars, purper
Bloeiwijze:
kegel
Bloemvorm:
nvt
Bloemtype:
eenslachtig
Bloembladen:
-
Meeldraden:
-
Vruchtbeginsel:
-
Stijlen:
-
Stempels:
-
Vrucht:
kegel
Zaden:
-
Stengel:
-
Schors:
roodbruin
Bladstand:
in bundels
Bladvormen:
priemvormig, naaldvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergrondse delen:
diep wortelend, hartwortelstelsel
Plantengemeenschappen:

Het oorspronkelijk verspreidingsgebied of areaal zijn de kustgebieden van het westelijk en middendeel van de Middellandse Zee. Nadat de soort als experiment in 1789 in Les Landes aan de Golf van Biscaye is uitgezaaid om stuifduingebied vast te leggen, wat met succes gebeurd is, is de soort later ook in onze duingebieden aangeplant. De soort verdraagt de droogte van armere (zand)bodems heel goed. Gezien deze eigenschap is Zeeden ook in bossen en op landgoederen aangeplant. Tegenwoordig verbreidt hij zich door zaad. Opmerkelijk is dat zijn waterbehoefte 400 m3 is om 1 m3 hout te vormen.

De plantensoort 'Zeeden' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De naam Zeeden suggereert dat de soort alleen dicht aan zee zou voorkomen, maar dekt niet geheel en al de lading want de boom groeit ook goed in andere streken.

Het Latijnse Pinus komt ook voor in onze benaming Pijnboom en is terug te voeren op een samentrekking van pic-nus waarin pix of het Griekse pissa voorkomt. De soortnaam pinaster is een samenvoeging van pinus en aster en betekent zoveel als slechte nabootsing van pinus. Men gebruikte hars en teer uit de boom bereid voor vele doeleinden, zo ook om scheepsnaden te dichten met pek. Terpentine diende vooral voor verven (met dank aan Jan van Twisk).

Meer informatie over de ecologie van Zeeden en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 54-57.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 75. Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 85.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 199.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Pínus pináster

Een aantal gegevens onder meer over de verspreiding en naamgeving is door Jan van Twisk aangeleverd.