Overblijvende ossentong - Pentaglottis sempervirens

Een sterk met afstaande haren bezette meerjarige soort uit de Ruwbladigenfamilie is Overblijvende ossentong, Pentaglottis sempervirens, De bladeren zijn breed langwerpig, in tegenstelling tot die van Gewone ossentong. De blauwe bloemen staan in armbloemige schichten met twee schutbladeren onder iedere schicht. In de bloemen zie je witte kroonschubben, die de kroonbuis afdekken.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een meerjarige soort die in Nederland te beschouwen is als een exoot en in toenemende mate in onze contreien te vinden is, vooral in de stedelijke omgeving en in tuinen, is Overblijvende ossentong, Pentaglottis sempervirens (L.) L.H.Bailey uit de Ruwbladigenfamilie of Boraginaceae. In België echter dat aan de noordgrens van het areaal ligt is de soort te beschouwen als een inheemse soort.

De stevige planten kunnen gemakkelijk tot 80 tot 100 cm hoog worden. Ze hebben op hun ondergrondse delen rechtopstaande, sterk afstaand behaarde stengels die bovenin vertakken en alle eindigen in schichten. Onderaan die stengels ontwikkelen zich flinke bladeren met lange stelen en verder verspreidstaande bladeren naar boven toe. De bovenste zijn zonder bladsteel zittend. De bladeren zijn eirond tot elliptisch en eindigen in een spits. De voet van de bladeren is afgerond en een beetje wigvormig aflopend langs de bladsteel. De bladeren hebben vijf tot acht zijnerven; de nerven bereiken de bladrand niet, maar ze buigen wel richting bladtop. De bladeren zijn duidelijk anders van vorm dan de smalle langwerpige bladeren van Gewone ossentong.

De bloeiwijzen zijn tweetakkige armbloemig schichten; dit in tegenstelling tot de rijkbloemige schichten van bijvoorbeeld onze inheemse Vergeet-mij-nietjes. Tussen de twee schichten staat een eindbloem in het verlengde van de stengel of zijn vertakking. Deze bloem bloeit als eerste in de bloeiwijze. De regelmatige, vijftallige bloemen hebben vergroeide kroonbladen en lijken sterk op die van Vergeet-mij-nietjes. De kleur van de kroonbladen is blauw. De keelschubben echter zijn wit en dit is duidelijk anders dan de gele keelschubben van onze inheemse Vergeet-mij-nietjes.

Na bestuiving veelal door bijen en bevruchting ontstaat uit het bovenstandig vruchtbeginsel een vierdelige splitvrucht. Deze splijt in vier op dopvruchten lijkende vruchten met ieder een nootje als zaad.

MM_220515

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Pentaglottis - Pentaglottis
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.25 - 1.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
blauw
Bloeiwijze:
schicht
Bloemvormen:
vijftallig, regelmatig, trechtervormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kelkbladen, 5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met de kroonbladen
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
splitvrucht
Zaden:
nootje
Stengels:
hol, rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
elliptisch, eirond, langwerpig
Bladranden:
gaaf, gegolfd, behaard
Ondergronds deel:
hoofdwortelstelsel
Plantengemeenschappen:

Overblijvende ossentong is in België inheems en in Nederland alleen bekend als adventief soort. De plant wordt wel gekweekt en als zodanig in tuinen en parken aangeplant. Het areaal of verspreidingsgebied omvat het zuidwesten van Europa en reikt dus tot in België.

De plantensoort 'Overblijvende ossentong' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Overblijvende ossentong verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 130

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk:

Of met de nieuwste druk van deze flora: Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 587.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 20ste druk: 828; in deze flora luidt de wetenschappelijke naam Anchusa sempervirens L..

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Pentaglóttis sempervírens