Klein liefdegras - Eragrostis minor

Klein liefdegras is een kleine grassoort die we meestal pas vinden wanneer het al echt zomer is, en dan voornamelijk in stedelijke gebieden. Vooral op plekken die, bijvoorbeeld door een bespuiting in het voorjaar, vrij worden gehouden van onkruid kunnen we later dit gras aantreffen, veelal tussen plaveisel en straatstenen. De soort wordt goed gekarakteriseerd door het open karakter van de standplaatsen, de late bloeiperiode, de aanwezigheid van kliertjes langs bladrand en op bladschede nerven, de onderste vrijstaande vertakkingen van de aartjes, en de behaarde bladschede. De kleur van de aartjes is opvallend "metallic" met een blauwpaarse gloed.

Klein liefdegras of Eragrostis minor Host is een eenjarige plant of therofyt uit de Grassenfamilie of Poaceae. Een therofyt is een plant die geen winterknoppen maakt en daarom ieder jaar opnieuw uit zaad moet terugkomen.

Het gras wordt niet hoog, 5 tot hoogstens 50 cm, en heeft liggende of opstijgende stengels. Deze stengels zijn slechts 1 tot 2 mm dik. De verspreiding gaat via de vrij kleine zaden, deze zijn 0,7 tot 0,8 mm groot.

De bladeren, typische grasbladeren in twee rijen aan de stengel, zijn tamelijk kort, tot ongeveer 10 cm. Het onderste deel van het blad, de bladschede, is relatief lang en zacht behaard. Ook op de bladschijf vinden we vrij lange haren. In plaats van een tongetje is een krans van haren aanwezig. Het blad is in de knop ingerold, volwassen bladeren zijn 1 tot 5 mm breed. Bijzonder is dat zowel de rand van de bladschijf, de nerven van de bladschede en de aarstelen kleine kratervormige putjes, of klierputjes, dragen.

De aren of beter de pluimen, bestaan uit meerbloemige aartjes, met 5 tot 12, soms tot 20 bloemen, en staan in een losse bloeiwijze. De onderste takken van de graspluim staan alleen of hoogstens met twee bij elkaar. Afzonderlijke aartjes zijn ongeveer 1 cm lang (4-11 mm). Aan de basis staan twee kelkkafjes, deze zijn klein en ongeveer even lang. Van de kroonkafjes zijn alleen de buitenste, de lemma s, goed zichtbaar. Deze zijn donkerpaars van kleur, waardoor het hele aartje opvallend donker tot blauwpaars van kleur wordt.

Kenmerkende standplaatsen zijn stenige grond zoals langs spoorwegen.

GB_140204

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Liefdegras - Eragrostis
Plantvorm:
gras
Plantgrootte:
0.05 - 0.50 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
groen, zwart-paars
Bloeiwijze:
pluim
Bloemvorm:
grasbloem
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
2 kelkkafje, 2 kroonkafje
Meeldraden:
3 meeldraden
Vruchtbeginsel:
1
Stijlen:
2
Stempels:
2
Vrucht:
graanvrucht of korrel
Zaden:
-
Stengel:
-
Schors:
-
Bladstand:
in twee rijen
Bladvorm:
lijnvormig
Bladrand:
behaard
Ondergronds deel:
bijwortelstelsel
Plantengemeenschappen:

Klein liefdegras is net als Straatliefdegras een plant typisch voor het stadsmilieu. Sinds 1900 inburgerend en vrijwel in alle stedelijke milieu's vrij algemeen. In het noorden duidelijk minder dan in het zuiden.

Voegen tussen straatstenen en stoeptegels zijn naast semi-verharde gebieden de standplaats voor dit gras.

Bij Schaminee et al. (2000) Veldgids Plantengemeenschappen, wordt Klein liefdegras niet vermeld.

De plantensoort 'Klein liefdegras' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Net als Straatliefdegras is Klein liefdegras nog niet zo lang in Nederland aanwezig. Het was wel de eerste van de twee, nu overal in ons land voorkomende Eragrostis soorten, die we als nieuwkomer van onze flora konden verwelkomen. Al rond 1915 werd de soort, waarvan de wetenschappelijke naam Eragrostis minor is, herkend. De eerste keer in de omgeving van Sittard en Dordrecht.

Eragrostis is een zeer groot geslacht met wel meer dan 100 soorten. In warme streken van Afrika, bijvoorbeeld in Ethiopië, kan het massaal voorkomen van Eragrostis-soorten, een belangrijke voedselbron voor grazend vee zijn. Een van die soorten is Eragrostis tef, het laatste deel afgeleid van de Afrikaanse naam voor dit gras of graan, Teff. Sinds kort wordt deze soort ook in Nederland aangetroffen.

Meer informatie over Klein liefdegras is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 211.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 239-240. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 291.

Determinatie is ook goed mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 23ste druk: 882.

In het volgende artikel is meer te vinden over de vroegste verspreiding in Nederland: Van der Meijden, R & Weeda, EJ (1982). Eragrostis pilosa (L.) Beauv. en E. minor Horst in Nederland. Gorteria 11 (5): 106-113.

Uitspraak (klemtoon) van de wetenschappelijke naam: Eragróstis mínor