Amandelwolfsmelk - Euphorbia amygdaloides

Een tamelijk hoog wordende soort uit de Wolfsmelkfamilie is de Amandelwolfsmelk, Euphorbia amygdaloides. De soort kan soms een meter hoog worden en heeft verspreid aan de stengel staande tamelijk lange bladeren, maar onder de schijnbloemen staan de twee schutbladeren niet alleen tegenover elkaar maar zijn zelfs met elkaar tot een schotel vergroeid. De doosvrucht is kaal.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een meerjarige wolfsmelk die je, in Nederland althans, bijna alleen in het wild aantreft in de rijkere loofbossen in Zuid-Limburg is de Amandelwolfsmelk, Euphorbia amygdaloides L. uit de Wolfsmelkfamilie of Euphorbiaceae. De plant kan als ze ouder wordt een halfstruik karakter hebben. Dat komt doordat de onderste delen van de stengels verhouten, roodachtig van kleur worden en in het jaar van bloei geen bladeren meer hebben in dat onderste deel.

Aan de lange, rechtopstaande en tot omstreeks een meter hoog wordende stengel staan de redelijk grote bladeren verspreid. Deze bladeren kunnen langer zijn dan 3 cm en zijn op zijn breedst in het bovenste deel van het blad. De breedte kan daar iets meer dan een cm zijn. Daardoor zijn ze langwerpig tot omgekeerd eirond, zelfs spatelvormig van vorm. Ze versmallen in een wigvormige voet en hebben geen duidelijke bladsteel. De bladeren zijn zacht behaard. In de winter vallen ze af behalve de 'rozet'bladeren boven aan de stengel die een soort toefje vormen.

De bloeistengels van de plant zijn tweejarig en in het eerste levensjaar vind je boven aan zo'n stengel enkel een groepje bij elkaar staande bladeren die wel wat lijken op een bladrozet. In het tweede levensjaar van de bloeistengel groeit de stengel nog wat verder aan de top uit en ontstaan zijtakken waardoor er een tuilvormige bloeiwijze ontstaat. De 'rozet' van het jaar ervoor zie je dan nog als een groep van dicht op elkaar staande bladeren. Daar waar de gaffelvormige vertakkingen in de bloeiwijze zitten vind je dan twee schutbladeren die tegenover elkaar staan en zelfs met elkaar vergroeid zijn, waardoor onder de schijnbloemen als het ware een schotel staat. Dit kenmerk onderscheidt de Amandelwolfsmelk, en overigens ook de Vroege wolfsmelk, van alle andere wolfsmelken.

De schijnbloemen zijn net als bij de andere wolfsmelken een samenstel van één bloem met een bovenstandig vruchtbeginsel met drie stijlen met stempels. Na bevruchting groeit dit vruchtbeginsel uit tot een driedelige kluisvrucht. Om deze gereduceerde vrouwelijke bloem staan een klein aantal tot meeldraden gereduceerde mannelijke bloemen. Dit alles vind je in een bekervormig omwindsel. Op de rand van deze beker staan vier honing- of randklieren in de vorm van halvemanen met twee hoorntjes.

MM_190407

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Wolfsmelk - Euphorbia
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.15 - 1.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
groen
Bloeiwijzen:
bijscherm, tuil
Bloemvorm:
cyathium of schijnbloem
Bloemtype:
eenslachtig
Bloembladen:
-
Meeldraden:
4 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
3
Stempels:
3
Vrucht:
kluisvrucht
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
-
Bladstanden:
tegenoverstaand, verspreid
Bladvormen:
spatelvormig, langwerpig
Bladranden:
gaaf, behaard
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschap:

Van oorsprong is de Amandelwolfsmelk een plant die thuishoort in gebergten in het zuidelijk deel van Europa. Ook in de Kaukasus en het Atlasgebergte in Noord-Afrika moet je het oorspronkelijke areaal van deze plantensoort zoeken, maar dan wel in die gedeelten met een wat milder klimaat, waar de wintergroene  planten kunnen overleven. In Nederland is de Amandelwolfswelk in het wild beperkt tot de lichte hellingloofbossen in Zuid-Limburg. In het oosten van België kun je de soort eveneens vinden op de wat kalkrijkere plekken in  bossen.

De plantensoort 'Amandelwolfsmelk' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De schotelvormige samengegroeide tegenoverstaande schutbladeren onder de schijnbloem of cyathium is een kenmerk dat deze soort onderscheidt van bijna alle andere wolfsmelken. Alleen de Vroege wolfsmelk, een tuinplant die soms verwildert, heeft dit kenmerk ook.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van de Amandelwolfsmelk verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 18-19.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 347-348. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 416.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 621-622.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Euphórbia amygdaloídes.

In het Duitse taalgebied luidt de naam Mande-Wolfsmilch; zie  Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora für die Gebiete der DDR und der BRD. Band 2 Gefässpflanzen, 10e druk: 225-226.