Video Determinatie

Moeraswolfsklauw - Lycopodiella inundata

Moeraswolfsklauw, Lycopodiella inundata, is een laag blijvende sporenplant, die je aantreft op natte en vaker overstroomde bodems die bestaan uit zand met daarop een laag bestaande uit organisch materiaal, zoals geplagde natte heide, of de rand van vennen. De planten ontwikkelen een kruipende hoofdstengel met bladeren en gaffelvormig vertakte wortels. Op de hoofdstengel ontstaat een rechtopstaande zijstengel met bovenaan een sporenaar. In dit deel van de plant vind je boon- of niervormige sporenkapsels aan de onderste helft van de binnenkant van de bladeren.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Niet hoger dan een centimeter of tien worden de sporenplanten die horen tot de soort Moeraswolfsklauw, Lycopodiella inundata (L.) Holub, uit de Wolfsklauwfamilie of Lycopodiaceae.

De hier behandelde pioniersoort tref je aan op en direct langs de paden in geplagde natte heiden. De planten hebben een kruipende hoofdstengel die wortelt met gaffelvormig vertakte kleine wortels in de zandige of lemige bodem met een hoog gehalte aan organisch materiaal. Deze kruipende hoofdstengels worden in het algemeen niet langer dan 15 cm.

Er ontwikkelen zich vanuit deze kruipende hoofdstengel een of twee rechtopstaande zijstengels die kunnen eindigen in een iets verdikt gedeelte, de sporenaar. In de video wordt dit duidelijk getoond. Aan de kruipende en rechtopstaande stengels staan de tot 6 mm lange bladeren. Deze zijn langwerpig toegespitst, wat we wel priemvormig noemen en ze hebben een gave bladrand. Ze hebben een middennerf. De bladeren aan het oudste deel van de hoofdstengel kleuren wel naar bruin en alle bladeren aan de hoofdstengel buigen sikkelvormig omhoog. Alle bladeren voelen tamelijk zacht aan.

De sporenaar lijkt niet op die die we kennen bij de Paardenstaarten, maar in de sporenaar van de Moeraswolfsklauw zijn de kleine bladeren nauwelijks anders dan de bladeren aan de hoofdstengel en zijstengels. Wel staan ze iets meer schuin en minder rechtop waardoor de sporenaar wat dikker is dan de zijstengel. De sporenaar lijkt daardoor sterk op het onderste deel van de zijstengel en sluit direct aan aan dat onderste rechtopstaande deel der zijstengels. Op de voet van de bladeren in de sporenaar staat onderaan het sporenkapsel. Het lijkt een beetje op een liggende boon of op een nier. In het sporenkapsel treedt de reductiedeling op, waardoor de haploide sporen ontstaan.

Aan de voet van de rechtopstaande zijstengels ontwikkelen zich overwinteringsknoppen, die het jaar erna kunnen uitlopen en nieuwe planten vormen; de oude sterven na het sporuleren af. Daardoor vormen de niet al te grote planten vaak binnen een korte periode toch al behoorlijke, maar nauwelijks samenhangende matten.

Uit de sporen ontwikkelt zich al snel een groen prothallium of voorkiem waarop de mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen ontwikkelen. Op deze voorkiem treedt bevruchting op en uit de bevruchte eicel ontwikkelt weer een bebladerde, diploïde, plant.

MM_150101

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Lycopodiella - Lycopodiella
Plantvorm:
sporenplant
Plantgrootte:
0.03 - 0.10 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
-
Bloeiwijze:
sporenaar
Bloemvorm:
nvt
Bloemtype:
-
Bloembladen:
-
Meeldraden:
-
Vruchtbeginsel:
-
Stijlen:
-
Stempels:
-
Vrucht:
-
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, gevuld, kruipend
Schors:
-
Bladstanden:
verspreid, in kransen
Bladvormen:
priemvormig, toegespitst, langwerpig
Bladrand:
gaaf
Ondergrondse delen:
wortelstok, hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied van Moeraswolfsklauw ligt in het noordelijk halfrond en wel in Europa, maar niet in het zuiden van dat werelddeel, In het kustgebied van de gematigde streken van Noord-Amerika en in Japan. In onze streken vind je de soort in de kalkarme duinen en op de hogere, zogenaamde pleistocene zandgronden, maar altijd wel op plekken waar de bodem nat en zelfs een deel van het jaar, voornamelijk in het winterhalfjaar, onder water kan staan, zoals langs vennen en op drassige heiden. Een bekend voorbeeld waar Moeraswolfsklauw te vinden is, zijn de Hatertse en Overasseltse vennen, waar een op enige diepte liggende leemlaag, die door de meanderende Maas en in vroeger tijden, namelijk voor de Saale-IJstijd ook de Rijn is afgezet en zorgt voor een stagnerende regenwater bel. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft de associatie waarvan Moeraswolfsmelk de naamgever is, als Associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies. Andere associaties waarin Moeraswolfsklauw voorkomt staan hieronder onder de button.

De plantensoort 'Moeraswolfsklauw' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Onze huidige Wolfsklauwen zijn laagblijvende tamelijk onopvallende planten. Hoe anders is het in het Devoon en Carboon geweest, toen er grote boomvormige Wolfsklauwen op aarde grote bossen vormden waaruit onze dikke steenkoollagen ontstaan zijn. In de streken waar de aardkorst waarop wij nu leven en wonen destijds gelegen waren heerste een tropisch klimaat.

Meer informatie over de ecologie van Moeraswolfsklauw en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (1985) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 1: 14

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 51. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 61.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 185. In deze flora wordt de soort ingedeeld bij het geslacht Lycopodium.

Haveman, R. et al. (2021) Nova Flora Neerlandica, deel 1 Wolfsklauwen, Biesvarens, Paardestaarten en Varens. KNNV Uitgeverij: 26-29.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Lycopodiélla inundáta.