Video Determinatie

Wegedoorn - Rhamnus cathartica

In loofbossen en struweelranden kunnen we de Wegedoorn, Rhamnus cathartica, aantreffen. De takken eindigen meestal in doorns. De struiken hebben tijdens de bloei trossen met kleine bloemen die kluwenachtig in de oksels van de bladeren staan. Na bevruchting groeien de vruchtbeginsels uit tot zwarte bessen, die giftig zijn. Aangezien het een tweehuizige soort is kun je ook struiken vinden die na de bloei geen bessen produceren; dit zijn de mannelijke struiken.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een overblijvende middelhoge struik die je aantreft in loofbossen en struwelen is de Wegedoorn, Rhamnus cathartica L. uit de Wegedoornfamilie of Rhamnaceae. De struik is goed te onderscheiden van zijn nauw verwante soort het Sporkehout, zoals we hieronder zullen laten zien. Wegedoorn en Sporkehout behoorden beide tot het geslacht Vuilboom. Deze geslachtsnaam wordt vaak nog gebruikt om deze struiken aan te duiden. Tegenwoordig is de wetenschappelijke ontwikkeling zover dat het geslacht gesplitst is (zie bijzonderheden).

De struik heeft takken die zich kruisgewijs vertakken in twijgen. De takken eindigen vaak in een doornpunt, een onderscheid met sporkehout dat geen doorns heeft. Aan de takken en twijgen staan de bladeren tegenover elkaar en kruisgewijs. De bladeren hebben een eironde tot elliptische vorm en een fijn gekartelde tot gezaagde bladrand.

De bloemen staan met vele bij elkaar in trossen, die we hier ook wel bundels noemen, in de oksels van bladeren. De bloemen zijn klein en geel- tot groenachtig van kleur. Deze kleur wordt in feite bepaald door de naar buiten afstaande kelkbladen die groter zijn en dan de smalle kroonbladen. De bloemen zijn in meerderheid viertallig, wat eveneens een onderscheid is met Sporkehout waarvan de bloemen in meerderheid vijftallig zijn. De bloemen zijn meestal eenslachtig, maar soms kun je ook tweeslachtige bloemen vinden aan de struiken. In de functioneel mannelijke bloemen staan de kroonbladen, kelkbladen en meeldraden ingeplant op de rand van de bekervormig ingezakte bloembodem. De meeldraden staan midden voor de kroonbladen die klein zijn en de meeldraad aanvankelijk omhullen. Onder in deze bloembodem vind je nog een rudimentair, niet ontwikkeld op een stamper lijkend structuurtje. De functioneel vrouwelijke bloemen hebben een halfonderstandig vruchtbeginsel. Op dit vruchtbeginsel staat een viertakkige stijl met stempels. De kroonbladen zijn zeer smal en staan, net als kelkbladen en rudimentaire niet-functionele meeldraden op de rand van de beker waarin dit halfonderstandig vruchtbeginsel is ingezakt. De bovenzijde van het vruchtbeginsel is een discus die rijkelijk nectar afscheidt.

Na bestuiving door bijen en zweefvliegen en bevruchting groeit het vruchtbeginsel uit tot een bes die aanvankelijk groen van kleur is en later kleurt naar zwart. In de bes zitten een paar steenkernen die elk een zaad bevatten.

Aangezien het meestal zo is dat een struik voornamelijk functioneel mannelijke bloemen heeft of voornamelijk functioneel vrouwelijke bloemen naast de sporadische tweeslachtige bloemen is Wegedoorn in feite een tweehuizige plantensoort.

Wegedoorn heeft voorkeur voor vochtige, kalkhoudende of leemhoudende grond in loofbossen en struweel; ook in de duinstruwelen.

MM_180127

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Vuilboom - Rhamnus
Plantvorm:
struik
Plantgrootte:
1.00 - 5.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
geel, lichtgroen
Bloeiwijzen:
tuil, tros
Bloemvormen:
viertallig, regelmatig
Bloemtype:
eenslachtig en/of tweeslachtig
Bloembladen:
4 kroonbladen, 4 onduidelijke kelkbladen
Meeldraden:
-
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
4
Stempels:
4
Vrucht:
bes
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, gedoornd
Schors:
bruin, grijs
Bladstand:
tegenoverstaand en kruisgewijs
Bladvormen:
elliptisch, eirond
Bladranden:
fijn gezaagd, gekarteld
Ondergronds deel:
hoofdwortelstelsel
Plantengemeenschappen:

Wegedoorn tref je aan in bosachtige streken in de loofbossen en struweelranden in Europa en in het westen van Siberië.

De plantensoort 'Wegedoorn' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Wees voorzichtig want de bessen zijn giftig. Ze werden vroeger medicinaal gebruikt in de geneeskunde. Ook werd er vroeger uit de bes een verfstof gewonnen, het zogenaamde 'sapgroen'. Zowel de bessen als de schors van de Wegedoorn werden als laxeermiddel gebruikt.

Taxonomische herindeling

In de nieuwste druk van de wetenschappelijke Heukels'Flora van Nederland is het geslacht Vuilboom opgesplitst in twee aparte geslachten, namelijk het geslacht Frangula waartoe Sporkehout hoort en het geslacht Rhamnus waar de Wegedoorn toe behoort.

Uitgebreidere informatie over de ecologie van Wegedoorn en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 176-177.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 398. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 363.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 613.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Rhámnus cathártica