Video Determinatie

Raapzaad - Brassica rapa

Vanaf april tot in de zomer vallen bermen en akkers met geelbloeiend Raapzaad of Koolzaad direct op. Met welk van beide soorten je te doen hebt is niet altijd even gemakkelijk uit te maken. Zelfs specialisten hebben er vaak moeite mee, wat voor een deel ook komt doordat Koolzaad van oorsprong een bastaard is van Raapzaad en Kool. De planten waarvan deze opnamen gemaakt zijn, zijn naar onze overtuiging Raapzaad.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een opvallende eenjarige tot tweejarige plantensoort die in het voorjaar enorme velden kan bezetten is Raapzaad, Brassica rapa L., uit de Kruisbloemenfamilie. Overigens kan het op deze akkers of in bermen staand gewas ook Koolzaad zijn. Beide soorten lijken heel veel op elkaar en zijn niet gemakkelijk te onderscheiden. Vaak blijken de kenmerken niet helemaal eenduidig te zijn, waardoor de juiste naam niet is vast te stellen. Maar dat is eigenlijk niet zo heel vreemd, omdat Koolzaad een bastaard is van Raapzaad en Kool.

De tweejarige planten die we in deze videodeterminatie laten zien lijken in kenmerken het meest op Raapzaad en we gebruiken deze dan ook om die plantensoort hier te beschrijven. Het zaad van deze planten is gekiemd in het vorige najaar en ze bloeien nu in het voorjaar. 

De planten zoals we ze op een akker naast de weg hebben aangetroffen, zijn ongeveer een meter hoog en hebben onderaan liervormige bladeren, dat wil zeggen dat de bladeren veernervig zijn ingesneden en een heel grote eindlob hebben. Aan de onderzijde op de middennerf hebben deze bladeren gekromde haren staan (dit duidt overigens op Koolzaad). Raapzaad heeft bladeren die aan beide zijden borstelig behaard zijn. Alle bladeren, ook de bovenste meer langwerpige en veel kleinere bladeren, hebben een diep stengelomvattende en hartvormige bladvoet, hetgeen sterk duidt op Raapzaad. De kleur van de bladeren is meer groen, dan blauwgroen; ook dat duidt op Raapzaad.

Aan de uiteinden van de vertakte stengels staan de gele bloemen in de trossen. Onder het bloeiende deel staan de vele hauwen op schuin afstaande stelen. Ze zijn 2,5 tot 3,5 cm groot en hebben een snavel, het bovenste steriele deel, die varieert van 10-15 mm. Zowel de grootte van de hauwen als de verdeling snavel-zaadbevattend deel duidt op Raapzaad; bij Koolzaad is de snavel relatief korter, bij een veel langere hauw.

Het bloeiende deel bovenaan is tamelijk vlak, waarbij de bloemen iets uitsteken boven de knoppen. Ook dat duidt op Raapzaad. Opvallend is ook dat de kelkbladen bijna loodrecht afstaan.

Al met al lijkt het er sterk op dat we bij de planten die we hier bekeken hebben, kunnen kiezen voor Raapzaad.

Bestuiving en bevruchting komt tot stand door het vele bijenbezoek, die de veel nectar producerende Raapzaad planten graag bezoeken.

MM_141228

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Kool - Brassica
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.25 - 0.75 meter
Bloeiperiodes:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
tros
Bloemvormen:
viertallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
4 kelkbladen, 4 kroonbladen
Meeldraden:
6 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
hauw
Zaden:
bolvormig
Stengels:
rechtopstaand, gevuld
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
langwerpig, liervormig
Bladrand:
gegolfd
Ondergronds deel:
penvormige hoofdwortel met bijwortels
Plantengemeenschappen:

De plantensoorten die tot het geslacht Brassica of Kool horen zijn allemaal cultuurgewassen of daarvan verwilderd. Het zijn in beginsel echte akkerplanten, maar verwilderd kun je ze ook veel vinden in bermen, op taluds van wegen en spoorwegen, kortom je ziet verwilderde exemplaren steeds meer in het landschap. Daar blijf je ze bloeiend vinden ook na het verstrijken van de hoofdbloeitijd in augustus, tot zelfs in het zeer late najaar en de winter toe. In december zijn vaak nog bloeiende exemplaren te vinden.

Het oorspronkelijk areaal van deze soort moeten we zoeken in het Middellandse Zeegebied. Vanwege het oliezaad dat uit de zaden gewonnen kan worden is de soort in noordelijker streken als cultuurgewas in gebruik. De zaden worden in de nazomer uitgezaaid op de akker, zodat het jaar daarop de hauwen met de oliehoudende zaden geoogst kunnen worden. De planten worden ook wel als groenbemester benut.

De plantensoort 'Raapzaad' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De planten die we verwilderd in onze bermen zien behoren altijd tot Koolzaad of Raapzaad, nooit zijn ze als verwilderd afkomstig van het voedingsgewas Kool, de andere stamvader van Koolzaad

De Duitse naam van Raapzaad is Rübsen.

Uitgebreidere informatie over de ecologie van Raapzaad en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 46.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 435-436. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 472-473.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 529.

In het Duitse taalgebied luidt de naam Rübsen of Wasserübe; Rothmaler, W. (1981) Exkursionsflora für die Gebiete der DDR und der BRD. Band 2 Gefässpflanzen, 10e druk: 208.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Brássica rápa.