Kransnaaldaar - Setaria verticillata

Een in de zomer bloeiend gras met een opvallende bloeiwijze die door de lange naalden wel iets lijkt op een wat opgeblazen Timoteegras is Kransnaaldaar. Het groeit in losse pollen op ruderale plekken, maar ook op akkers waar bijvoorbeeld Maïs geteeld wordt. In de aarpluim staan op korte assen een vier tot vijf grasbloemetjes ingeplant die omgeven worden door lange naalden. Als je over de aarpluim naar boven strijkt voel je bij de Kransnaaldaar dat die naalden bezet zijn met weerhaakjes, die naar beneden, dat is naar de voet van de naald, gericht zijn. De aar voelt daardoor ruw aan.

Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een soort uit de Grassenfamilie die de laatste decennia steeds meer te zien is op bemeste akkers en op ruderale plekken ook in onze steden is Kransnaaldaar, Setaria verticillata (L.) P. Beauv., uit de Grassenfamilie of Poaceae.

Dit gras valt tijdens de bloei in de hoogzomer op door zijn typische aarpluim die kort gesteelde aartjes met een flink aantal twee tot driemaal zo lange naaldvormige borstels of haren heeft. De aarpluim is daardoor cilindrisch van vorm en lijkt in de verte wel iets op een opgezwollen aar van Timoteegras, dat wat eerder bloeit. De aartjes staan in groepen met 5-8 aartjes bijeen op een zijas. De aartjes hebben één kelkkafje dat ongeveer half zo lang is als het hele aartje, terwijl het andere erg kort is. Daarbij moeten we nog bedenken dat een heel aartje ook maar 2-2,5 mm groot is. De grasbloemen steken kleine roodkleurige stempels naar buiten en ook de helmhokken zijn erg klein. Meest opvallend is de plaatsing van de aartjesgroepen in de aarpluim. In de bovenste tweederde tot driekwart van de aarpluim staan de aartjesgroepen dicht op elkaar, maar in het onderste kwart tot een derde van de aarpluim strekt de aaras waardoor de groepjes aartjes los van elkaar komen te staan en tussen de aartjesgroepen de spil van de bloeiwijze goed zichtbaar is..

De as van de aarpluim is bezet met zeer kleine haartjes die naar beneden gericht zijn. Onder een groepje aartjes bevindt zich een aantal lange naaldvormige borstels.

De plant groeit in losse pollen en de scheuten zijn eerst liggend en dan verder rechtopstaand, waardoor het gras tamelijk hoog kan worden. De stengels zijn rond en gevuld, maar de bladschedes hebben een gootvorm met een duidelijke middennerf waarover een vouw loopt. Deze vouw loopt door in de bladschijf. Deze scherpe vouw blijft voelbaar en zichtbaar. We noemen zo'n gootvormig blad dan ook wel gekield. Op de overgang van bladschede naar bladschijf staat een tongetje van heel korte haartjes en ook op het bovenste deel van de schede staan kleine haren ingeplant, veel kleiner dan bij Geelrode naaldaar. Verder zijn er verspreid over de bladschijf nog wat losstaande haren. Als je over het blad wrijft voelt dit ruw aan ook door de kleine stekels op de bladrand. Het onderste deel van de rechtopstaande stengel voelt plat aan, doordat de schede gevouwen is.

De borstels in de bloeiwijze verdienen ook de nodige aandacht. Er staan er meestal zo'n twee vanaf de basis van elk aartje. Ze zijn 2-3 x zo lang als een aartje en de kleur van deze naaldvormige borstels verloopt van de basis naar buiten toe van groen naar paars. De borstels zijn verder bezet met kleine weerhaakjes, die terug naar beneden naar de voet van de naald wijzen, waardoor de aarpluim erg ruw aanvoelt als je van beneden naar boven over de aar strijkt. Om al deze details goed te kunnen zien moet je een loep gebruiken.

MM_130812 gewijzigd 230718

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Naaldaar - Setaria
Plantvorm:
gras
Plantgrootte:
0.15 - 1.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
groen
Bloeiwijze:
aar
Bloemvorm:
grasbloem
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
2 kelkkafje, 2 kroonkafje
Meeldraden:
3 meeldraden
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
graanvrucht of korrel
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, gevuld, rond
Schors:
-
Bladstanden:
in twee rijen, in losse pollen
Bladvormen:
lijnvormig, gootvormig
Bladranden:
gaaf, fijn gestekeld, ruw
Ondergronds deel:
bijwortelstelsel
Plantengemeenschap:

Kransnaaldaar heeft een areaal dat bestaat uit de warm-gematigde streken van Europa en Azië. Gebieden met koele zomers worden door het gras gemeden. De soort heeft daarbij een voorkeur voor open terreinen, zoals bewerkte akkers en met name in Maïsakkers tref je de soort met regelmaat aan. Ook op ruderale terreinen en spoorwegemplacementen is de soort te vinden, zoals op de plaats waar we de video-opname gemaakt hebben, namelijk in Maastricht bij een spoorwegovergang. Ze komt vaak voor tezamen met Hanenpoot en Glad vingergras, zoals ook beschreven is in Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland. In deze veldgids wordt de plantengemeenschap beschreven, waarin Kransnaaldaar een rol speelt, namelijk de

30Bb2 Hanenpoot-associatie

De plantensoort 'Kransnaaldaar' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Het gras is al in Nederland beschreven in de 18e eeuw, maar erg algemeen is het niet, hoewel het zich lijkt uit te breiden, wat ook samenhangt met het biotoop waar het goed kan gedijen namelijk sterk bemeste Maïsakkers. In de zuidelijke helft van Limburg met name in en rond Maastricht is het redelijk gemakkelijk te vinden.

Het is net als Maïs en bijvoorbeeld Papegaaienkruid een C4 plant, die dus erg efficiënt in de fotosynthese is.

Nog meer informatie over de ecologie van Kransnaaldaar en de relaties met andere organismen en het milieu is te vinden in Weeda, E.J. et al., (2003) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 5: 224.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 242-243. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 287.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 269.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Setária verticilláta.