Video Determinatie

Heelblaadjes - Pulicaria dysenterica

Aan de vele smalle uitstaande gele lintbloemen is Heelbaadjes, Pulicularia dysenteria uit de Composietenfamilie herkenbaar. De goudgele buisbloemen in het midden van het hoofdje maken het geheel bijzonder fraai. De planten zijn behaard en de bladeren blijven dat in ieder geval aan de onderkant. Deze bladeren zitten verspreid aan de stengel en hebben een driehoekige, wat uitgerekte vorm. Ze zitten met een brede voet zonder steel aan de stengel; de stengels worden door de naar achteren uitgestrekte oortjes gedeeltelijk omvat.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Een meerjarige overblijvende planten soort uit de Composietenfamilie die midden in de zomer bloeit is Heelblaadjes, Pulicaria dysenterica (L.) Bernh.. De bloeiwijzen van Heelblaadjes lijken in de verte wel iets op die van de Engelse alant, maar de hoofdjes zijn beduidend kleiner en zo'n 2-2,5 cm in doorsnede.

Aan de wortelstok en zijn uitlopers ontspringen de rechtopstaande en behaarde stengels. Deze zijn onderaan meestal strobruin maar bovenaan groen en daar ook behaard. Bovenin vertakken deze stengels en alle vertakkingen eindigen in een of meer hoofdjes.

De heldergroene bladeren zijn driehoekig, wat langwerpig en zijn tamelijk groot tot maximaal 8 cm. Ze hebben een brede voet die in de bovenste helft van de plant met twee oortjes de stengel gedeeltelijk omvat. Ze neigen naar de vorm van een pijl. Er zijn geen stelen, wat een onderscheid is met de Engelse alant. De bladeren zijn eveneens behaard, vooral aan de onderzijde, soms is de bovenzijde slechts licht behaard tot onbehaard. Tussen de viltig witte beharing aan de onderzijde zitten ook klierharen, die bij wrijven een geur afgeven. De rand van de bladeren is licht naar beneden omgerold en is gaaf tot verwijderd gezaagd. Dat wil zeggen dat de tanden van de zaag heel ver uit elkaar liggen.

De hoofdjes aan de top van de stengels en de vertakkingen zijn heel vlak. Het omwindsel bestaat uit smalle groene omwindselblaadjes die ook viltig wit behaard zijn. Ze zijn bij een openstaand hoofdje minstens 5 mm lang en lopen spits toe. Een middennerf loopt tot in de spitse punt. De linten van de buitenste rij lintbloemen spreiden zich vlak uit. Ze zijn smal en vormen een mooie stralenkrans. Dit is een verschil met de verwante Klein vlooienkruid, waarbij de linten rechtop staan. Hun lengte zo'n 7 mm. Op het onderstandige vruchtbeginsel van alle bloemen in het hoofdje staat pappus, waaromheen aan de voet nog een kroontje van schubben zit. Dit laatste is pas echt goed zichtbaar bij uitrijpende vruchten, de nootjes.

De planten staan meestal in groepen bij elkaar, wat mede een gevolg kan zijn van de uitgebreide wortelstokken. Ze houden van een tamelijk vochtige tot natte en voedselrijke bodem in grasland en langs sloten en beken. Dat ze ook wat zout verdragen blijkt uit hun voorkomen in natte duinvalleien.

MM_140804

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Vlooienkruid - Pulicaria
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.50 - 0.75 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
lintvormig, buisvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
pijlvormig, driehoekig, langwerpig
Bladrand:
omgerold
Ondergronds deel:
rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

Het areaal van Heelblaadjes strekt zich uit over westen, zuiden en midden van Europa. De noordgrens van het areaal ligt bij de Waddeneilanden. Naar het oosten strekt het areaal zich verder uit over Zuidwest- en Midden- Azië. Het is een vrij algemene soort die op zonnige tot licht beschaduwde plaatsen staat in Zuid-Limburg en het aangrenzende gebied in België, langs grote en kleine rivieren, het Deltagebied en in natte duinvalleien. De bodem moet bemest zijn maar wel enige kalk bevatten. Vanwege de geur zal vee de plant niet lusten en laten staan.

De plantensoort 'Heelblaadjes' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De Nederlandse naam Heelblaadjes suggereert dat de plant medicinaal gebruikt werd. Dat is ook in vroeger tijden het geval geweest. Maar veel hierover is niet bekend, enkel dat het tegen dysenterie gebruikt werd, zoals de wetenschappelijke soortsnaam aangeeft.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Heelblaadjes, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 54-55.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 599. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 720.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1057.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Pulicária dysentérica.